Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Absprung:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Absprung (Duits) in het Nederlands

Absprung:

Absprung [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Absprung (Springen; Hinabspringen; Runterspringen)
    het springen; afspringen; naar beneden springen

Vertaal Matrix voor Absprung:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afspringen Absprung; Hinabspringen; Runterspringen; Springen
naar beneden springen Absprung; Hinabspringen; Runterspringen; Springen
springen Absprung; Hinabspringen; Runterspringen; Springen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afspringen abspringen
naar beneden springen herunterspringen; hinabspringen; hinunterspringen; nach unten springen
springen aufspringen; bersten; einen Sprung machen; explodieren; hinabspringen; hinunterspringen; platzen; springen; zerspringen