Abschießen in het Nederlands vertaald uit het Duits

Remove Ads

Overzicht

Duits naar Nederlands: Meer gegevens...

Abschießen:
- elimineren; wegwerken; afvuren; afschieten; schoten lossen; neerleggen; doodschieten; neerschieten; afknallen

Duits

Uitgebreide vertaling voor Abschießen (Duits) in het Nederlands

Abschießen:

Abschießen [das ~] zelfstandig naamwoord

Abschießen
elimineren; wegwerken
- elimineren [znw.] zelfstandig naamwoord
- wegwerken [znw.] zelfstandig naamwoord
Abschießen (Abfeuern; Beschießung)
afvuren; afschieten; schoten lossen
- afvuren [znw.] zelfstandig naamwoord
- afschieten [znw.] zelfstandig naamwoord
- schoten lossen [znw.] zelfstandig naamwoord
Abschießen (Totschießen; Niederschießen)
neerleggen; doodschieten; neerschieten
- neerleggen [znw.] zelfstandig naamwoord
- doodschieten [znw.] zelfstandig naamwoord
- neerschieten [znw.] zelfstandig naamwoord
Abschießen (Abknallen)
afknallen
- afknallen [znw.] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Abschießen:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
afknallen	Abknallen; Abschießen
afschieten	Abfeuern; Abschießen; Beschießung
afvuren	Abfeuern; Abschießen; Beschießung
doodschieten	Abschießen; Niederschießen; Totschießen
elimineren	Abschießen
neerleggen	Abschießen; Niederschießen; Totschießen
neerschieten	Abschießen; Niederschießen; Totschießen
schoten lossen	Abfeuern; Abschießen; Beschießung
wegwerken	Abschießen
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
afknallen		erschießen; totschießen
afschieten		erschießen; feuern; knallen; lösen; schießen; totschießen
afvuren		feuern; knallen; lösen; schießen
doodschieten		abschießen; erledigen; ermorden; erschiessen; erschießen; exekutieren; fusilieren; niederschießen; totschießen; umbringen
neerleggen		ablegen; abstellen; abstreifen; anbringen; aufbewahren; aufheben; aufstellen; austreiben; beisetzen; bergen; betten; bewahren; brühen; deponieren; einordnen; einräumen; einrücken; einstellen; einteilen; einweisen; fügen; gruppieren; herstellen; hinlegen; hinstellen; hinterlegen; installieren; lagern; laichen; legen; niederlegen; schalten; schlingen; setzen; stationieren; stecken; stellen; unteraus legen; unterbringen; vergeben; verlegen
neerschieten		abschießen; erschießen; herabschiessen; herabspringen; herunterschiessen; hinunterschiessen; niederschießen; schießen auf; schnell nach unten schießen; über den Haufen schießen
schoten lossen		feuern; knallen; lösen; schießen
wegwerken		beseitigen; entfernen; fortbringen; fortschaffen; vertreiben; wegschaffen; wegtun

Computer vertaling door derden:

Remove Ads

Vertaal Abschießen van Duits naar Nederlands

Uitgebreide vertaling voor Abschießen (Duits) in het Nederlands

Abschießen:

Abschießen [das ~] zelfstandig naamwoord

Abschießen

Abschießen (Abfeuern; Beschießung)

Abschießen (Totschießen; Niederschießen)

Abschießen (Abknallen)

Vertaal Matrix voor Abschießen: