Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Abprallen:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Abprallen (Duits) in het Nederlands

Abprallen:

Abprallen [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Abprallen (Abrutschen; Einsinken)
    ricocheren; afketsen; terugkaatsen; afstuiten

Vertaal Matrix voor Abprallen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afketsen Abprallen; Abrutschen; Einsinken
afstuiten Abprallen; Abrutschen; Einsinken
ricocheren Abprallen; Abrutschen; Einsinken
terugkaatsen Abprallen; Abrutschen; Einsinken
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afketsen ablehnen; abprallen; abschlagen; abweisen; ausschlagen; verweigern; zurückweisen
afstuiten abprallen; zurückprallen
ricocheren ablehnen; abprallen; abschlagen; abweisen; ausschlagen; verweigern; zurückweisen
terugkaatsen echoen; erhallen; reflektieren; resonieren; spiegeln; widerhallen; widerspiegeln