Duits
Uitgebreide vertaling voor öffentlich (Duits) in het Nederlands
öffentlich:
-
öffentlich
-
öffentlich (rein; aufrichtig; fair; offenherzig; geradeheraus; offen; herzlich; gerecht; fein; treu; geöffnet; pur; freigegeben; treuherzig; unverhohlen; unverblümt; unverfälscht; treugesinnt; unverblühmt)
rechttoe rechtaan; openlijk; cru; onomwonden; onverbloemd; onverholen-
rechttoe rechtaan bijvoeglijk naamwoord
-
openlijk bijvoeglijk naamwoord
-
cru bijvoeglijk naamwoord
-
onomwonden bijvoeglijk naamwoord
-
onverbloemd bijvoeglijk naamwoord
-
onverholen bijvoeglijk naamwoord
-
-
öffentlich (schuftig; schlimm; tief; niedrig; schwach; schmutzig; schlecht; winzig; gemein; platt; scheußlich; seicht; schäbig; verrucht; tückisch; obszön; schweinisch; trivial; verbrecherisch; schlüpfrig; schelmisch; niederträchtig; schofel; schwächlich; schamlos; schmählich; schändlich; unedel; schurkisch; nicht adlig)
Vertaal Matrix voor öffentlich:
Synoniemen voor "öffentlich":
Wiktionary: öffentlich
öffentlich
Cross Translation:
adjective
-
vrij toegankelijk
-
zonder te verbergen, in het openbaar
-
wat het publiek aangaat
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• öffentlich | → gesloten | ↔ closed — non public |
• öffentlich | → open | ↔ open — public |
• öffentlich | → publiek; openbaar | ↔ public — pertaining to people as a whole |