Öffnung in het Nederlands vertaald uit het Duits

Overzicht

Duits naar Nederlands: Meer gegevens...

Duits

Uitgebreide vertaling voor Öffnung (Duits) in het Nederlands

die Öffnung (Bresche; Loch; Einschläge; Aufmachung; Einschlag)
de bres; de opening; het gat
- bres [de ~] zelfstandig naamwoord
- opening [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- gat [het ~] zelfstandig naamwoord
die Öffnung (Türöffnung; Loch; Höhle; Grube; Höhlung)
de opening; de deuropening
- opening [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- deuropening [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
die Öffnung (Freigabe)
de openstelling
- openstelling [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
die Öffnung (Leck; Loch; Undichtigkeit; Punktion; undichte Stelle)
de lek; het lekken
- lek [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- lekken [het ~] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bres	Aufmachung; Bresche; Einschlag; Einschläge; Loch; Öffnung
deuropening	Grube; Höhle; Höhlung; Loch; Türöffnung; Öffnung
gat	Aufmachung; Bresche; Einschlag; Einschläge; Loch; Öffnung	Anus; Arsch; Dorf; Einschnitt; Hintern; Kerbe; Leck; Loch; Nest; Ort; Platz; Riß; Schließmuskel; Spalte; undichte Stelle
lek	Leck; Loch; Punktion; Undichtigkeit; undichte Stelle; Öffnung	Leck; Leckage; Loch; undichte Stelle
lekken	Leck; Loch; Punktion; Undichtigkeit; undichte Stelle; Öffnung
opening	Aufmachung; Bresche; Einschlag; Einschläge; Grube; Höhle; Höhlung; Loch; Türöffnung; Öffnung	Anfang; Anfangen; Aussparung; Beginn; Einleitung; Einschnitt; Eröffnung; Falz; Furche; Kerbe; Kluft; Rille; Rinne; Riß; Schlitz; Spalte; Start; Zwischenraum
openstelling	Freigabe; Öffnung
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
lekken		auslecken; lecken; leerlaufen
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
lek		leck; nicht zu

Öffnung

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• Öffnung	→ opening	↔ aperture — opening
• Öffnung	→ bek; snater	↔ bouche — anatomie\|fr ouverture à travers laquelle un humain ou un animal fait entrer sa nourriture.