Duits

Uitgebreide vertaling voor Ärgernis (Duits) in het Nederlands

Ärgernis:

Ärgernis [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Ärgernis (Klage; Beschwerde; Beanstandung; )
    de klacht; het bezwaar; het klagen; de grief
    • klacht [de ~] zelfstandig naamwoord
    • bezwaar [het ~] zelfstandig naamwoord
    • het klagen [znw.] zelfstandig naamwoord
    • grief [de ~] zelfstandig naamwoord
  2. Ärgernis (Unbequemlichkeit; Ungemach; Unannehmlichkeit; )
    het ongemak; het ongerief
    • ongemak [het ~] zelfstandig naamwoord
    • ongerief [het ~] zelfstandig naamwoord
  3. Ärgernis (Ärger; Unannehmlichkeit; Verdrießlichkeit; )
    de ergernis; het chagrijn
    • ergernis [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • chagrijn [het ~] zelfstandig naamwoord
  4. Ärgernis (Irritation; Ergernisse; Ärger; Ergernis; Störung)
    de irritatie; de ergernis; de aanstoot; het misnoegen
  5. Ärgernis (Belästigung; Ergernisse; Ungemach; )
    de overlast; de ergernis; de hinder
    • overlast [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • ergernis [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • hinder [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  6. Ärgernis (Unannehmlichkeit; Kummer; Schwierigkeit; )
    de narigheid; de trammelant; het gelazer
  7. Ärgernis (Unmut; Irritation; Verstimmung; )
    de ergernis; de wrevel; de irritatie
    • ergernis [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • wrevel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • irritatie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Ärgernis:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanstoot Ergernis; Ergernisse; Irritation; Störung; Ärger; Ärgernis
bezwaar Beanstandung; Beschwerde; Klage; Krankheit; Leiden; Ärgernis; Übel Beanstandung; Bedenken; Beschwerde; Einspruch; Einwand; Klage; Protest; Verteidigungsschrift
chagrijn Gram; Schererei; Scherereien; Unannehmlichkeit; Verdrießlichkeit; Ärger; Ärgernis Dusselchen; Sauertopf
ergernis Arger; Behinderung; Belästigung; Ergernis; Ergernisse; Erregbarkeit; Gereiztheit; Gram; Irritation; Reizbarkeit; Schererei; Scherereien; Störung; Unannehmlichkeit; Ungemach; Unmut; Unwille; Verdrießlichkeit; Verdruß; Verdrüsse; Verstimmung; Ärger; Ärgerlichkeit; Ärgernis Heimsuchung; Prüfung
gelazer Kummer; Last; Lästigkeit; Schererei; Scherereien; Schlamassel; Schwierigkeit; Unannehmlichkeit; Unbequemlichkeit; Ungemach; Ärger; Ärgernis
grief Beanstandung; Beschwerde; Klage; Krankheit; Leiden; Ärgernis; Übel Belästigung; Beschwerde; Heimsuchung; Kränkung; Prüfung; Qual; Quälung; Schmähung; Verletzung
het klagen Beanstandung; Beschwerde; Klage; Krankheit; Leiden; Ärgernis; Übel
hinder Behinderung; Belästigung; Ergernis; Ergernisse; Störung; Ungemach; Ärger; Ärgerlichkeit; Ärgernis Behinderung; Belästigung; Erschwerung; Schadensfaktor; Störung; Überbelästigung
irritatie Arger; Ergernis; Ergernisse; Erregbarkeit; Gereiztheit; Irritation; Reizbarkeit; Störung; Unmut; Unwille; Verdrießlichkeit; Verdruß; Verdrüsse; Verstimmung; Ärger; Ärgernis Anreize; Grämlichkeit; Prickel; Verdrießlichkeit
klacht Beanstandung; Beschwerde; Klage; Krankheit; Leiden; Ärgernis; Übel
misnoegen Ergernis; Ergernisse; Irritation; Störung; Ärger; Ärgernis Mißbehagen; Mißfallen; Streit; Unbehagen; Uneinigkeit; Unfriede; Ungehaltenheit; Unlust; Unmut; Unwille; Unzufriedenheit; Verdrießlichkeit; Verstimmung
narigheid Kummer; Last; Lästigkeit; Schererei; Scherereien; Schlamassel; Schwierigkeit; Unannehmlichkeit; Unbequemlichkeit; Ungemach; Ärger; Ärgernis Chagrin; Elend; Gram; Griesgram; Last; Lästigkeit; Schererei; Scherereien; Schwierigkeit; Stümperei; Trauer; Unannehmlichkeit; Unbequemlichkeit; Verdrießlichkeit
ongemak Belästigung; Beschwerde; Beschwerlichkeit; Lästigkeit; Schwierigkeit; Unannehmlichkeit; Unbequemlichkeit; Ungemach; Ärger; Ärgernis; Übel Krankheit; Leiden; Übel
ongerief Belästigung; Beschwerde; Beschwerlichkeit; Lästigkeit; Schwierigkeit; Unannehmlichkeit; Unbequemlichkeit; Ungemach; Ärger; Ärgernis; Übel
overlast Behinderung; Belästigung; Ergernis; Ergernisse; Störung; Ungemach; Ärger; Ärgerlichkeit; Ärgernis Behinderung; Belästigung; Störung; Überbelästigung
trammelant Kummer; Last; Lästigkeit; Schererei; Scherereien; Schlamassel; Schwierigkeit; Unannehmlichkeit; Unbequemlichkeit; Ungemach; Ärger; Ärgernis
wrevel Arger; Erregbarkeit; Gereiztheit; Irritation; Reizbarkeit; Unmut; Unwille; Verdrießlichkeit; Verdruß; Verdrüsse; Verstimmung; Ärger; Ärgernis Unmut; Verstimmung; Verärgerung; Ärger

Synoniemen voor "Ärgernis":


Wiktionary: Ärgernis


Cross Translation:
FromToVia
Ärgernis overlast nuisance — minor annoyance or inconvenience
Ärgernis ergernis; irritatie peeve — annoyance or grievance
Ärgernis aanstoot; ergernis; schandaal scandale — Ce qui est occasion de tomber dans l’erreur.