Overzicht
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
- vorlegen:
-
Wiktionary:
- vorlegen → voorleggen, tonen, vertonen
- vorlegen → voorstellen, presenteren, voorleggen, beschikbaar stellen, verzenden, voordragen, indienen, vertonen, aanbieden, spelen
Duits
Uitgebreide vertaling voor vorlegen (Duits) in het Nederlands
vorlegen:
-
vorlegen (anbieten; einreichen)
-
vorlegen (unterbreiten; vorsetzen; vorweisen)
voorleggen; ter overweging geven-
ter overweging geven werkwoord (geef ter overweging, geeft ter overweging, gaf ter overweging, gaven ter overweging, ter overweging gegeven)
Conjugations for vorlegen:
Präsens
- lege vor
- legst vor
- legt vor
- legen vor
- legt vor
- legen vor
Imperfekt
- legte vor
- legtest vor
- legte vor
- legten vor
- legtet vor
- legten vor
Perfekt
- habe vorgelegt
- hast vorgelegt
- hat vorgelegt
- haben vorgelegt
- habt vorgelegt
- haben vorgelegt
1. Konjunktiv [1]
- lege vor
- legest vor
- lege vor
- legen vor
- leget vor
- legen vor
2. Konjunktiv
- legte vor
- legtest vor
- legte vor
- legten vor
- legtet vor
- legten vor
Futur 1
- werde vorlegen
- wirst vorlegen
- wird vorlegen
- werden vorlegen
- werdet vorlegen
- werden vorlegen
1. Konjunktiv [2]
- würde vorlegen
- würdest vorlegen
- würde vorlegen
- würden vorlegen
- würdet vorlegen
- würden vorlegen
Diverses
- leg vor!
- legt vor!
- legen Sie vor!
- vorgelegt
- vorlegend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor vorlegen:
| Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
| aanbieden | anbieten; einreichen; vorlegen | anbieten; bieten; darbieten; feilbieten; offerieren; präsentieren; reichen; vorführen; vorstellen; vorzeigen; zeigen |
| indienen | anbieten; einreichen; vorlegen | |
| ter overweging geven | unterbreiten; vorlegen; vorsetzen; vorweisen | |
| voorleggen | unterbreiten; vorlegen; vorsetzen; vorweisen | anbieten; darbieten; feilbieten; präsentieren; vorführen; vorstellen; vorzeigen; zeigen |
Synoniemen voor "vorlegen":
Wiktionary: vorlegen
vorlegen
Cross Translation:
verb
-
etwas jemand anderem zur Prüfung geben
- vorlegen → voorleggen; tonen; vertonen
-
etwas bekanntmachen
- vorlegen → voorleggen; tonen; vertonen
Cross Translation:
| From | To | Via |
|---|---|---|
| • vorlegen | → voorstellen; presenteren | ↔ present — bring into the presence of |
| • vorlegen | → voorleggen; beschikbaar stellen | ↔ produce — to make available to |
| • vorlegen | → voorleggen; verzenden; voordragen; indienen | ↔ submit — enter or put forward something for approval, consideration, marking etc. |
| • vorlegen | → indienen; presenteren; vertonen; voorstellen; aanbieden; spelen | ↔ présenter — Traductions à trier suivant le sens |