Duits
Uitgebreide vertaling voor stechend (Duits) in het Nederlands
stechend:
-
stechend (irritierend)
-
stechend
-
stechend
-
stechend (stachlig)
Vertaal Matrix voor stechend:
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
prikkelend | irritierend; stechend | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
irriterend | irritierend; stechend | |
prikkend | stechend | |
stekend | stachlig; stechend | |
wroetend | stechend |
Synoniemen voor "stechend":
stechen:
-
stechen (sticheln; stecken; spritzen; einstechen; verletzen; strecken)
-
stechen (ätzen; gravieren; radieren; schneiden)
-
stechen
een barrage rijden-
een barrage rijden werkwoord
-
-
stechen
-
stechen (gravieren)
graveren; met een stift inkrassen; griffen; griffelen-
met een stift inkrassen werkwoord
-
griffelen werkwoord
-
stechen (vorherrschen)
Conjugations for stechen:
Präsens
- steche
- stichst
- sticht
- stechen
- stecht
- stechen
Imperfekt
- stach
- stachst
- stach
- stachen
- stacht
- stachen
Perfekt
- habe gestochen
- hast gestochen
- hat gestochen
- haben gestochen
- habt gestochen
- haben gestochen
1. Konjunktiv [1]
- steche
- stechest
- steche
- stechen
- stechet
- stechen
2. Konjunktiv
- stäche
- stächest
- stäche
- stächen
- stächet
- stächen
Futur 1
- werde stechen
- wirst stechen
- wird stechen
- werden stechen
- werdet stechen
- werden stechen
1. Konjunktiv [2]
- würde stechen
- würdest stechen
- würde stechen
- würden stechen
- würdet stechen
- würden stechen
Diverses
- stich!
- stecht!
- stechen Sie!
- gestochen
- stechend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor stechen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
etsen | Radieren; Ätzen | |
graveren | Kupferstecherarbeit; Kupferstich | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
een barrage rijden | stechen | |
etsen | gravieren; radieren; schneiden; stechen; ätzen | |
graveren | gravieren; radieren; schneiden; stechen; ätzen | |
griffelen | gravieren; stechen | |
griffen | gravieren; stechen | |
met een stift inkrassen | gravieren; stechen | |
priemen | stechen | |
prikken | einstechen; spritzen; stechen; stecken; sticheln; strecken; verletzen | |
steken | einstechen; spritzen; stechen; stecken; sticheln; strecken; verletzen | |
steken geven | einstechen; spritzen; stechen; stecken; sticheln; strecken; verletzen | |
troef zijn | stechen; vorherrschen |
Synoniemen voor "stechen":
Wiktionary: stechen
Computer vertaling door derden: