Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. seelisch:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor seelisch (Duits) in het Nederlands

seelisch:

seelisch bijvoeglijk naamwoord

  1. seelisch (psychisch; mental; geistlich)
    psychische; geestelijk; psychisch
  2. seelisch (inwendig; innerlich)
    innerlijk; binnenste
  3. seelisch (innerlich; inwendig; innere; )
    inwendige; van binnen

Vertaal Matrix voor seelisch:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
binnenste Innenseite; Innere; Innerste; Kern; Mitte; Mittelpunkt; Mittelste; Zentrum
innerlijk Innere; Psyche
inwendige Innere
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
geestelijk geistlich; mental; psychisch; seelisch andächtig; devot; fromm; geistig; geistlich; gläubig; gottesfürchtig; gottgläubig; gottselig; immateriell; kirchlich; religiös; spirituell; unstofflich
innerlijk innerlich; inwendig; seelisch geistig; spirituell
psychisch geistlich; mental; psychisch; seelisch
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
binnenste innerlich; inwendig; seelisch
inwendige innen; inner; innere; innerlich; intern; inwendig; seelisch
psychische geistlich; mental; psychisch; seelisch
van binnen innen; inner; innere; innerlich; intern; inwendig; seelisch

Synoniemen voor "seelisch":


Wiktionary: seelisch

seelisch
adjective
  1. die Seele, die innere Verfassung des Menschen betreffend
seelisch
adjective
  1. geestelijk

Cross Translation:
FromToVia
seelisch mentaal; geestelijk mental — relating to the mind
seelisch psychisch; geestelijk psychiquerelatif au psychisme, ou psyché, à l'esprit en général ; objet d'étude de la psychologie.