Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Zoek: gesichert

Duitse en Nederlandse zoekresultaten voor: gesichert

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. sichern:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor gesichert (Duits) in het Nederlands

gesichert:


Synoniemen voor "gesichert":


Wiktionary: gesichert

Cross Translation:
FromToVia
• gesichert → goedaardig; ongevaarlijk; veilig; onschadelijk ↔ inoffensif — Qui n'est pas dangereux, qui ne fait pas de mal.
• gesichert → safe; veilig; zeker; goedaardig; ongevaarlijk; behouden; geborgen; betrouwbaar; vertrouwd; bona fide; gewis; stellig; vast; vaststaand; verzekerd; wis ↔ sûr — dont on ne douter pas ; certain ; indubitable ; vrai.

sichern:

sichern [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. sichern
    het borgen
    • borgen [het ~] zelfstandig naamwoord

sichern werkwoord (sichere, sicherst, sichert, sicherte, sichertet, gesichert)

  1. sichern
    zekeren
    • zekeren werkwoord (zeker, zekert, zekerde, zekerden, gezekerd)
  2. sichern
    een back-up maken
  3. sichern (abschirmen; schützen; sicherstellen)
    beveiligen; van alarm voorzien
  4. sichern (schützen; sicherstellen)
    vrijwaren
    • vrijwaren werkwoord (vrijwaar, vrijwaart, vrijwaarde, vrijwaarden, gevrijwaard)
  5. sichern (nachforschen; spüren; schnüffeln; )
    rechercheren; snuffelen; speuren; naspeuring doen
    • rechercheren werkwoord (rechercheer, rechercheert, rechercheerde, rechercheerden, gerechercheerd)
    • snuffelen werkwoord (snuffel, snuffelt, snuffelde, snuffelden, gesnuffeld)
    • speuren werkwoord (speur, speurt, speurde, speurden, gespeurd)
    • naspeuring doen werkwoord

Conjugations for sichern:

Präsens
  1. sichere
  2. sicherst
  3. sichert
  4. sicheren
  5. sichert
  6. sicheren
Imperfekt
  1. sicherte
  2. sichertest
  3. sicherte
  4. sicherten
  5. sichertet
  6. sicherten
Perfekt
  1. habe gesichert
  2. hast gesichert
  3. hat gesichert
  4. haben gesichert
  5. habt gesichert
  6. haben gesichert
1. Konjunktiv [1]
  1. sichere
  2. sicherest
  3. sichere
  4. sicheren
  5. sicheret
  6. sicheren
2. Konjunktiv
  1. sicherte
  2. sichertest
  3. sicherte
  4. sicherten
  5. sichertet
  6. sicherten
Futur 1
  1. werde sichern
  2. wirst sichern
  3. wird sichern
  4. werden sichern
  5. werdet sichern
  6. werden sichern
1. Konjunktiv [2]
  1. würde sichern
  2. würdest sichern
  3. würde sichern
  4. würden sichern
  5. würdet sichern
  6. würden sichern
Diverses
  1. sicher!
  2. sichert!
  3. sicheren Sie!
  5. gesichert
  6. sichernd
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor sichern:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
borgen sichern
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beveiligen abschirmen; schützen; sichern; sicherstellen ausrüsten mit einer Alarmanlage; schützen
borgen abschliessen; absperren; schließen; sperren; verrammeln; verriegeln; verschließen; versperren; zumachen; zuschliessen; zusperren
een back-up maken sichern
naspeuring doen beschnuppern; beschnüffeln; durch die Nase einziehen; fahnden; grasen; nachforschen; schnüffeln; sichern; spähen; spüren; suchen; wittern
rechercheren beschnuppern; beschnüffeln; durch die Nase einziehen; fahnden; grasen; nachforschen; schnüffeln; sichern; spähen; spüren; suchen; wittern
snuffelen beschnuppern; beschnüffeln; durch die Nase einziehen; fahnden; grasen; nachforschen; schnüffeln; sichern; spähen; spüren; suchen; wittern durchsuchen; grabbeln; grapschen; grapsen; herumkramen; herumschnüffeln; kramen; rummeln; schachern; schnüffeln; spionieren; stöbern; wühlen
speuren beschnuppern; beschnüffeln; durch die Nase einziehen; fahnden; grasen; nachforschen; schnüffeln; sichern; spähen; spüren; suchen; wittern ausforschen; befragen; erforschen; erfragen; ergründen; erkunden; erproben; fahnden; forschen; herumkramen; nachforschen; nachgehen; nachspüren; prüfen; schnüffeln; spionieren; spüren; stöbern; suchen; untersuchen; überprüfen
van alarm voorzien abschirmen; schützen; sichern; sicherstellen
vrijwaren schützen; sichern; sicherstellen
zekeren sichern
- Abbild sichern

Synoniemen voor "sichern":


Wiktionary: sichern

sichern
verb
  1. het touw waarmee iemand klimt op een veilige manier vasthouden
Cross Translation:
FromToVia
• sichern → verzekeren; afzekeren; beveiligen ↔ assure — to make sure and secure
• sichern → sparen ↔ save — store for future use
• sichern → zekerstellen ↔ sauvegarder — Prendre sous sa sauvegarde. Se dit en parlant des personnes et des choses.







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0559 seconde
Page rendered in 1.0 seconds