Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Zoek: ergeben

Duitse en Nederlandse zoekresultaten voor: ergeben

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. ergeben:
  2. sich ergeben:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor ergeben (Duits) in het Nederlands

ergeben:

ergeben bijvoeglijk naamwoord

  1. ergeben (ausgewählt; lieb; teuer; wert)
    favoriete; dierbaar; lievelings; geselecteerd; verkoren; toegenegen
  2. ergeben (anhänglich; zugetan)
    aanhankelijk
  3. ergeben (gelassen)
    lijdzaam

ergeben werkwoord (ergebe, ergibst, ergibt, ergab, ergabt, ergeben)

  1. ergeben (gewinnen; einbringen; eintragen; abwerfen)
    opleveren; opbrengen
    • opleveren werkwoord (lever op, levert op, leverde op, leverden op, opgeleverd)
    • opbrengen werkwoord (breng op, brengt op, bracht op, brachten op, opgebracht)
  2. ergeben (erbrechen; kotzen; übergeben; )
    vomeren; kotsen; overgeven; spugen; uitbraken; braken
    • vomeren werkwoord (vomeer, vomeert, vomeerde, vomeerden, gevomeerd)
    • kotsen werkwoord (kots, kotst, kotste, kotsten, gekotst)
    • overgeven werkwoord (geef over, geeft over, gaf over, gaven over, overgegeven)
    • spugen werkwoord (spuug, spuugt, spuugde, spuugden, gespuugd)
    • uitbraken werkwoord (braak uit, braakt uit, braakte uit, braakten uit, uitgebraakt)
    • braken werkwoord (braak, braakt, braakde, braakden, gebraakt)
  3. ergeben (aufgeben; übergeben; überliefern)
    overgeven; strijd opgeven
  4. ergeben (anvertrauen)
    zich overgeven

Conjugations for ergeben:

Präsens
  1. ergebe
  2. ergibst
  3. ergibt
  4. ergeben
  5. ergebt
  6. ergeben
Imperfekt
  1. ergab
  2. ergabst
  3. ergab
  4. ergaben
  5. ergabt
  6. ergaben
Perfekt
  1. habe ergeben
  2. hast ergeben
  3. hat ergeben
  4. haben ergeben
  5. habt ergeben
  6. haben ergeben
1. Konjunktiv [1]
  1. ergebe
  2. ergebest
  3. ergebe
  4. ergeben
  5. ergebet
  6. ergeben
2. Konjunktiv
  1. ergäbe
  2. ergäbest
  3. ergäbe
  4. ergäben
  5. ergäbet
  6. ergäben
Futur 1
  1. werde ergeben
  2. wirst ergeben
  3. wird ergeben
  4. werden ergeben
  5. werdet ergeben
  6. werden ergeben
1. Konjunktiv [2]
  1. würde ergeben
  2. würdest ergeben
  3. würde ergeben
  4. würden ergeben
  5. würdet ergeben
  6. würden ergeben
Diverses
  1. ergeb!
  2. ergebt!
  3. ergeben Sie!
  5. ergeben
  6. ergebend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor ergeben:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
braken Erbrechen; Kotzen
kotsen Erbrechen; Kotzen
overgeven Abgeben; Erbrechen; Kotzen; sich Übergeben
spugen Erbrechen; Kotzen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
braken erbrechen; ergeben; herauswürgen; kotzen; sich erbrechen; sich übergeben; speien; spucken; übergeben erbrechen; kotzen; sich erbrechen; sich übergeben; speien; spucken
kotsen erbrechen; ergeben; herauswürgen; kotzen; sich erbrechen; sich übergeben; speien; spucken; übergeben erbrechen; kotzen; sich erbrechen; sich übergeben; speien; spucken
opbrengen abwerfen; einbringen; eintragen; ergeben; gewinnen
opleveren abwerfen; einbringen; eintragen; ergeben; gewinnen
overgeven aufgeben; erbrechen; ergeben; herauswürgen; kotzen; sich erbrechen; sich übergeben; speien; spucken; übergeben; überliefern abgeben; abstehen; abtreten; aushändigen; ausliefern; darreichen; erbrechen; herüberreichen; hinhalten; hinüberreichen; kaitulieren; kotzen; reichen; sich erbrechen; sich übergeben; speien; spucken; übergeben; überlassen
spugen erbrechen; ergeben; herauswürgen; kotzen; sich erbrechen; sich übergeben; speien; spucken; übergeben brechen; erbrechen; kotzen; sich erbrechen; sich übergeben; speien; spucken; übergeben
strijd opgeven aufgeben; ergeben; übergeben; überliefern
uitbraken erbrechen; ergeben; herauswürgen; kotzen; sich erbrechen; sich übergeben; speien; spucken; übergeben erbrechen; kotzen; sich erbrechen; sich übergeben; speien; spucken
vomeren erbrechen; ergeben; herauswürgen; kotzen; sich erbrechen; sich übergeben; speien; spucken; übergeben
zich overgeven anvertrauen; ergeben aufgeben; aushändigen; ausliefern; kaitulieren; kapitulieren; übergeben
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanhankelijk anhänglich; ergeben; zugetan
dierbaar ausgewählt; ergeben; lieb; teuer; wert beliebt; geliebt; gerngesehen; populär
lijdzaam ergeben; gelassen geduldig; gelassen; langmütig
toegenegen ausgewählt; ergeben; lieb; teuer; wert beliebt; geliebt; gerngesehen; populär
verkoren ausgewählt; ergeben; lieb; teuer; wert
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
favoriete ausgewählt; ergeben; lieb; teuer; wert
geselecteerd ausgewählt; ergeben; lieb; teuer; wert auserkoren; auserlesen; auserwählt; ausgelesen; ausgesucht; ausgewählt
lievelings ausgewählt; ergeben; lieb; teuer; wert

Synoniemen voor "ergeben":


Wiktionary: ergeben

ergeben
verb
  1. zich overgeven
Cross Translation:
FromToVia
• ergeben → voortbrengen ↔ yield — to produce as a result
• ergeben → aanhankelijk; gehecht; opofferingsgezind; toegenegen ↔ affectueux — Qui montre de l’affection, de l’amour.
• ergeben → bestellen; leveren; afleveren; toevoeren; in de steek laten; laten varen; verlaten; vergeven; weggeven; wegschenken; aanbrengen; aangeven; klikken; verklikken ↔ livrer — Traductions à trier suivant le sens

sich ergeben:

sich ergeben werkwoord (ergebe mich, ergibst dich, ergibt sich, ergab sich, ergabt euch, sich ergeben)

  1. sich ergeben (aussehen; scheinen; ausschauen)
    er uitzien; ogen
    • er uitzien werkwoord
    • ogen werkwoord (oog, oogt, oogde, oogden, geoogd)
  2. sich ergeben (verfallen)
    verslaven

Conjugations for sich ergeben:

Präsens
  1. ergebe mich
  2. ergibst dich
  3. ergibt sich
  4. ergeben uns
  5. ergebt euch
  6. ergeben sie
Imperfekt
  1. ergab mich
  2. ergabst dich
  3. ergab sich
  4. ergaben uns
  5. ergabt euch
  6. ergaben sich
Perfekt
  1. habe mich ergeben
  2. hast dich ergeben
  3. hat sich ergeben
  4. haben uns ergeben
  5. habt euch ergeben
  6. haben sich ergeben
1. Konjunktiv [1]
  1. ergebe mich
  2. ergebest dich
  3. ergebe sich
  4. ergeben uns
  5. ergebet euch
  6. ergeben sich
2. Konjunktiv
  1. ergäbe mich
  2. ergäbst dich
  3. ergäbe sich
  4. ergäben uns
  5. ergäbt euch
  6. ergäben sich
Futur 1
  1. werde mich ergeben
  2. wirst dich ergeben
  3. wird sich ergeben
  4. werden uns ergeben
  5. werdet euch ergeben
  6. werden sich ergeben
1. Konjunktiv [2]
  1. würde mich ergeben
  2. würdest dich ergeben
  3. würde sich ergeben
  4. würden uns ergeben
  5. würdet euch ergeben
  6. würden sich ergeben
Diverses
  1. ergib dich!
  2. ergebt euch!
  3. ergeben Sie sich!
  5. ergeben
  6. ergebend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor sich ergeben:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
er uitzien ausschauen; aussehen; scheinen; sich ergeben
ogen ausschauen; aussehen; scheinen; sich ergeben
verslaven sich ergeben; verfallen

Wiktionary: sich ergeben

sich ergeben
verb
  1. capituleren
Cross Translation:
FromToVia
• sich ergeben → zich overgeven ↔ give up — surrender
• sich ergeben → zich overgeben ↔ rendre les armes — terme|Guerre capituler lors d'un conflit armé, se rendre.

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van ergeben







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0629 seconde
Page rendered in 1.0 seconds