Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Zoek: aufmucken

Duitse en Nederlandse zoekresultaten voor: aufmucken

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. aufmucken:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor aufmucken (Duits) in het Nederlands

aufmucken:

aufmucken werkwoord (mucke auf, muckst auf, muckt auf, muckte auf, mucktet auf, aufgemuckt)

  1. aufmucken (entgegenarbeiten; entgegenwirken; Widerstand leisten; )
    tegenwerken; tegengaan; tegenstreven; weerstreven
    • tegenwerken werkwoord (werk tegen, werkt tegen, werkte tegen, werkten tegen, tegengewerkt)
    • tegengaan werkwoord (ga tegen, gaat tegen, ging tegen, gingen tegen, tegengegaan)
    • tegenstreven werkwoord (streef tegen, streeft tegen, streefte tegen, streeften tegen, tegengestreefd)
    • weerstreven werkwoord (weerstreef, weerstreeft, weerstreefde, weerstreefden, weerstreefd)
  2. aufmucken (rebellieren; erheben; sich auf lehnen; )
    in opstand komen; rebelleren
    • in opstand komen werkwoord (kom in opstand, komt in opstand, kwam in opstand, kwamen in opstand, in opstand gekomen)
    • rebelleren werkwoord (rebelleer, rebelleert, rebelleerde, rebelleerden, gerebelleerd)
  3. aufmucken (widersprechen; bestreiten; leugnen; verneinen; protestieren)
    weerspreken; in tegenspraak zijn met; tegenspreken

Conjugations for aufmucken:

Präsens
  1. mucke auf
  2. muckst auf
  3. muckt auf
  4. mucken auf
  5. muckt auf
  6. mucken auf
Imperfekt
  1. muckte auf
  2. mucktest auf
  3. muckte auf
  4. muckten auf
  5. mucktet auf
  6. muckten auf
Perfekt
  1. habe aufgemuckt
  2. hast aufgemuckt
  3. hat aufgemuckt
  4. haben aufgemuckt
  5. habt aufgemuckt
  6. haben aufgemuckt
1. Konjunktiv [1]
  1. mucke auf
  2. muckest auf
  3. mucke auf
  4. mucken auf
  5. mucket auf
  6. mucken auf
2. Konjunktiv
  1. muckte auf
  2. mucktest auf
  3. muckte auf
  4. muckten auf
  5. mucktet auf
  6. muckten auf
Futur 1
  1. werde aufmucken
  2. wirst aufmucken
  3. wird aufmucken
  4. werden aufmucken
  5. werdet aufmucken
  6. werden aufmucken
1. Konjunktiv [2]
  1. würde aufmucken
  2. würdest aufmucken
  3. würde aufmucken
  4. würden aufmucken
  5. würdet aufmucken
  6. würden aufmucken
Diverses
  1. muck auf!
  2. muckt auf!
  3. mucken Sie auf!
  5. aufgemuckt
  6. aufmuckend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor aufmucken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
tegengaan Abdämmen; Eindämmen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
in opstand komen auflehnen; aufmucken; aufmucksen; empören; erheben; rebellieren; sich auf lehnen
in tegenspraak zijn met aufmucken; bestreiten; leugnen; protestieren; verneinen; widersprechen
rebelleren auflehnen; aufmucken; aufmucksen; empören; erheben; rebellieren; sich auf lehnen
tegengaan Widerstand leisten; auflehnen; aufmucken; aufmucksen; entgegenarbeiten; entgegenwirken; sichwidersetzen; umstellen
tegenspreken aufmucken; bestreiten; leugnen; protestieren; verneinen; widersprechen bestreiten; opponieren; protestieren; widersprechen
tegenstreven Widerstand leisten; auflehnen; aufmucken; aufmucksen; entgegenarbeiten; entgegenwirken; sichwidersetzen; umstellen
tegenwerken Widerstand leisten; auflehnen; aufmucken; aufmucksen; entgegenarbeiten; entgegenwirken; sichwidersetzen; umstellen behindern; entgegenarbeiten; entgegenwirken; hintertreiben; komplizieren; konterkarieren
weerspreken aufmucken; bestreiten; leugnen; protestieren; verneinen; widersprechen bestreiten; protestieren; widersprechen
weerstreven Widerstand leisten; auflehnen; aufmucken; aufmucksen; entgegenarbeiten; entgegenwirken; sichwidersetzen; umstellen

Wiktionary: aufmucken

aufmucken
verb
  1. (intransitiv) (umgangssprachlich) sich widersetzen (häufig erfolglos)
aufmucken
verb
  1. al mopperend protesteren







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0405 seconde
Page rendered in 1.0 seconds