Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. abwischen:
  2. Abwischen:
  3. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor abwischen (Duits) in het Nederlands

abwischen:

abwischen werkwoord (wische ab, wischst ab, wischt ab, wischte ab, wischtet ab, abgewischt)

  1. abwischen (fegen)
    afvegen; afwissen
    • afvegen werkwoord (veeg af, veegt af, veegde af, veegden af, afgeveegd)
    • afwissen werkwoord (wis af, wist af, wiste af, wisten af, afgewist)
  2. abwischen (entstauben; abstauben)
    afnemen; afstoffen; stoffen
    • afnemen werkwoord (neem af, neemt af, nam af, namen af, afgenomen)
    • afstoffen werkwoord (stof af, stoft af, stofte af, stoften af, afgestoft)
    • stoffen werkwoord (stof, stoft, stofte, stoften, gestoft)
  3. abwischen (wegfegen; wischen)
    vegen
    • vegen werkwoord (veeg, veegt, veegde, veegden, geveegd)
  4. abwischen (wegwischen; fortwischen)
    vegen; wegvegen; afvegen
    • vegen werkwoord (veeg, veegt, veegde, veegden, geveegd)
    • wegvegen werkwoord (veeg weg, veegt weg, veegde weg, veegden weg, weggeveegd)
    • afvegen werkwoord (veeg af, veegt af, veegde af, veegden af, afgeveegd)

Conjugations for abwischen:

Präsens
  1. wische ab
  2. wischst ab
  3. wischt ab
  4. wischen ab
  5. wischt ab
  6. wischen ab
Imperfekt
  1. wischte ab
  2. wischtest ab
  3. wischte ab
  4. wischten ab
  5. wischtet ab
  6. wischten ab
Perfekt
  1. habe abgewischt
  2. hast abgewischt
  3. hat abgewischt
  4. haben abgewischt
  5. habt abgewischt
  6. haben abgewischt
1. Konjunktiv [1]
  1. wische ab
  2. wischest ab
  3. wische ab
  4. wischen ab
  5. wischet ab
  6. wischen ab
2. Konjunktiv
  1. wischte ab
  2. wischtest ab
  3. wischte ab
  4. wischten ab
  5. wischtet ab
  6. wischten ab
Futur 1
  1. werde abwischen
  2. wirst abwischen
  3. wird abwischen
  4. werden abwischen
  5. werdet abwischen
  6. werden abwischen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde abwischen
  2. würdest abwischen
  3. würde abwischen
  4. würden abwischen
  5. würdet abwischen
  6. würden abwischen
Diverses
  1. wisch ab!
  2. wischt ab!
  3. wischen Sie ab!
  4. abgewischt
  5. abwischend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor abwischen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afnemen Abfallen; Abnehmen; Abwischen; Schwächer werden; Staub abnehmen; Vermindern
afstoffen Abnehmen; Abwischen; Staub abnehmen
afwissen Abnehmen; Abwischen; Staub abnehmen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afnemen abstauben; abwischen; entstauben abbauen; abhandenmachen; abnehmen; abräumen; abschwächen; aufholen; beschränken; beseitigen; einschrumpfen; einschränken; entfernen; entnehmen; entwenden; fallen; fortbringen; fortnehmen; fortschaffen; geringer werden; herabmindern; herabsetzen; hinterziehen; klauen; kürzen; mindern; nachlassen; rauben; reduzieren; schlechter werden; schmälern; schrumpfen; schwinden; schwächen; setzen; sinken; sparen; stehlen; verknappen; vermindern; verringern; versiegen; vertreiben; veruntreuen; wegholen; wegnehmen; wegschaffen; wegschnappen; wegtun; weniger werden; zurückgehen; zusammengehen
afstoffen abstauben; abwischen; entstauben
afvegen abwischen; fegen; fortwischen; wegwischen
afwissen abwischen; fegen
stoffen abstauben; abwischen; entstauben brodeln; brutzeln; dämpfen; leise kochen; pruzeln; schmoren
vegen abwischen; fortwischen; wegfegen; wegwischen; wischen
wegvegen abwischen; fortwischen; wegwischen auslöschen; ausradieren; ausrotten; entvölkern; erledigen; vertilgen

Synoniemen voor "abwischen":


Wiktionary: abwischen

abwischen
verb
  1. met een doekje of papiertje vuil weghalen
  2. met een vegende beweging verwijderen of schoonmaken
  3. door ergens langs te strijken verplaatsen of verwijderen

Abwischen: