Duits

Uitgebreide vertaling voor Ruf (Duits) in het Nederlands

Ruf:

Ruf [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Ruf (Ehre; Name)
    het niveau; het aanzien; de achting
    • niveau [het ~] zelfstandig naamwoord
    • aanzien [het ~] zelfstandig naamwoord
    • achting [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  2. der Ruf (Renommee)
    de naamsbekendheid
  3. der Ruf (Rufen; Schrei; Schreien)
    de roep; het geschreeuw; het geroep
    • roep [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • geschreeuw [het ~] zelfstandig naamwoord
    • geroep [het ~] zelfstandig naamwoord
  4. der Ruf (Reputation; Name; Schrei; Ehre)
    de naam; de reputatie; de roep; de faam
    • naam [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • reputatie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • roep [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • faam [de ~] zelfstandig naamwoord
  5. der Ruf (Schrei; Ausruf)
    de schreeuw; de roep; de uitroep; de kreet; de gil
    • schreeuw [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • roep [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • uitroep [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • kreet [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • gil [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  6. der Ruf (Aufruf)
    de oproep; de roep
    • oproep [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • roep [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  7. der Ruf (Reputation)
    goede reputatie; goede naam
  8. der Ruf (Stimme)
    de roepstem
  9. der Ruf (Lockruf; Schrei; Schreien; )
    de lokroep; loktoon
    • lokroep [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • loktoon [znw.] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Ruf:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanzien Ehre; Name; Ruf Allüren; Ansehen; Ansicht; Aussehen; Erscheinung; Erscheinungsform; Gestalt; Hoheit; Hoheitsträger; Prestige; Stattlichkeit; Statur; Würdenträger; Äußere
achting Ehre; Name; Ruf Achtung; Anerkenntnis; Anerkennung; Ehrerbietung; Ehrfurcht; Hochachtung; Respekt; Schätzung; Wertung; Werturteil; Würdigung
faam Ehre; Name; Reputation; Ruf; Schrei
geroep Ruf; Rufen; Schrei; Schreien
geschreeuw Ruf; Rufen; Schrei; Schreien Gebrüll; Gegröle; Gekreisch; Geschrei; Gezeter; Kreischen; Schreien; Spektakel; Zetergeschrei
gil Ausruf; Ruf; Schrei
goede naam Reputation; Ruf
goede reputatie Reputation; Ruf
kreet Ausruf; Ruf; Schrei Kampfruf; Kriegsruf; Schlagwort; Slogan; Spruch; Werbeslogan; Werbespruch; Werbetext
lokroep Lockpfeife; Lockruf; Lockton; Ruf; Rufen; Schrei; Schreien
loktoon Lockpfeife; Lockruf; Lockton; Ruf; Rufen; Schrei; Schreien
naam Ehre; Name; Reputation; Ruf; Schrei Ausdruck; Bezeichnung; Name
naamsbekendheid Renommee; Ruf
niveau Ehre; Name; Ruf Abriß; Dimensionsebene; Ebene; Entwurf; Entwürfe; Etage; Grad; Gradation; Höhe; Idee; Konzept; Kriterium; Maßstab; Niveau; Plan; Projekt; Rang; Skala; Stellung; Stock; Stockwerk; Stufe; Vorhaben; Vorsatz
oproep Aufruf; Ruf Anruf
reputatie Ehre; Name; Reputation; Ruf; Schrei Bekanntheit
roep Aufruf; Ausruf; Ehre; Name; Reputation; Ruf; Rufen; Schrei; Schreien
roepstem Ruf; Stimme
schreeuw Ausruf; Ruf; Schrei
uitroep Ausruf; Ruf; Schrei
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanzien anblicken; anschauen; ansehen; betrachten; gucken; schauen; sehen; wahrnehmen

Synoniemen voor "Ruf":


Wiktionary: Ruf

Ruf
noun
  1. eine Aufforderung, beispielsweise einen Platz einzunehmen oder etwas zu tun
  2. ein Laut, der an jemanden adressiert ist
  3. das Ansehen, das jemand bei anderen hat
Ruf
noun
  1. reputatie
  2. bekendheid, reputatie
  3. de manier waarop iemand bekend is
  4. een vrij harde klank geproduceerd met stemgeluid

Cross Translation:
FromToVia
Ruf roep call — cry or shout
Ruf naam; roep name — reputation
Ruf faam; naam; reputatie reputation — what somebody is known for
Ruf faam; reputatie; naam; roep; beroemdheid; vermaardheid; glorie; lof; roem; befaamdheid; mare réputationopinion bonne ou mauvaise au sujet d'une personne ou d’une chose.