Overzicht
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
- Regel:
-
Wiktionary:
- Regel → regel
- Regel → menstruatie, regel, maandstonden
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- regel:
- regelen:
-
Wiktionary:
- regel → Stelle, Regel, Lineal
- regel → Zeile, ein <a class="defDestWord" href="https://www.interglot.nl/woordenboek/de/nl/search?q=paar&l=de%7Cnl" title="Vertaal 'paar' van Duits naar Nederlands"><span lang="de">paar</span></a> <a class="defDestWord" href="https://www.interglot.nl/woordenboek/de/nl/search?q=Zeilen&l=de%7Cnl" title="Vertaal 'Zeilen' van Duits naar Nederlands"><span lang="de">Zeilen</span></a>, Gebot, Vorschrift, Regel, Linie, Strich
- regelen → ordnen, aufstellen, systematisieren, arrangieren, umgehen, behandeln, reglen, regeln, anbequemen, anpassen, angleichen, einrichten, anordnen, veranstalten, in Ordnung bringen, zurechtmachen, herrichten, organisieren, vorbereiten, machen, bearbeiten, ausrichten, abwickeln, erledigen, übereinkommen, stimmen, einstellen, disponieren, verfügen, walten, zu seiner Verfügung haben, bestimmen, planen, berichtigen, führen, leiten, lenken
Duits
Uitgebreide vertaling voor Regel (Duits) in het Nederlands
Regel:
-
die Regel (Grundregel)
-
die Regel (Zucht; Ordnung; Disziplin; Anordnung; Vorschrift; Fügung; Verordnung; Bestimmung; Unterwerfung; Verfügung)
-
die Regel (Anordnung; Verordnung; Setzung; Bestimmung; Satzung)
-
die Regel (Unpäßlichkeit; Unwohlsein; Menstruation; Periode)
-
die Regel (Filter)
-
die Regel
Vertaal Matrix voor Regel:
Synoniemen voor "Regel":
Wiktionary: Regel
Regel
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• Regel | → menstruatie | ↔ menstruation — periodic discharging of the menses |
• Regel | → regel | ↔ rule — regulation |
• Regel | → menstruatie; maandstonden | ↔ menstruation — Ensemble des phénomènes qui se manifestent dans les organes génitaux de la femme |
Verwante vertalingen van Regel
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor Regel (Nederlands) in het Duits
regel:
-
de regel (schriftlijn)
-
de regel (voorschrift; wet; regeling; reglement; orde)
die Vorschrift; Gesetz; Reglement; die Regelung; die Richtlinie; die Ordnung; die Verordnung; Gebot; die Verfügung; die Satzung; Statut; die Bestimmung; die Anordnung; die Dienstordnung -
de regel
-
de regel
-
de regel (filter)
Vertaal Matrix voor regel:
Verwante woorden van "regel":
Synoniemen voor "regel":
Verwante definities voor "regel":
Wiktionary: regel
regel
Cross Translation:
noun
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• regel | → Zeile; ein <a class="defDestWord" href="https://www.interglot.nl/woordenboek/de/nl/search?q=paar&l=de%7Cnl" title="Vertaal 'paar' van Duits naar Nederlands"><span lang="de">paar</span></a> <a class="defDestWord" href="https://www.interglot.nl/woordenboek/de/nl/search?q=Zeilen&l=de%7Cnl" title="Vertaal 'Zeilen' van Duits naar Nederlands"><span lang="de">Zeilen</span></a> | ↔ line — letter, written form of communication |
• regel | → Zeile | ↔ line — single horizontal row of text on a screen, printed paper, etc. |
• regel | → Gebot; Vorschrift | ↔ precept — rule or principle governing personal conduct |
• regel | → Regel | ↔ rule — regulation |
• regel | → Linie; Strich; Zeile | ↔ ligne — Traductions à trier suivant le sens |
Regel vorm van regelen:
-
regelen (iets op touw zetten; arrangeren)
regeln; organisieren; einrichten; veranstalten; anordnen; bauen; ausrichten; aufstellen; herrichten; aufbauen; erbauen; deichseln; errichten-
organisieren werkwoord (organisiere, organisierst, organisiert, organisierte, organisiertet, organisiert)
-
einrichten werkwoord (richte ein, richtest ein, richtet ein, richtete ein, richtetet ein, eingerichtet)
-
veranstalten werkwoord (veranstalte, veranstaltest, veranstaltet, veranstaltete, veranstaltetet, veranstaltet)
-
ausrichten werkwoord (richte aus, richtest aus, richtet aus, richtete aus, richtetet aus, ausgerichtet)
-
regelen (schikken)
-
regelen (arrangeren; afspreken; bedisselen)
regeln; organisieren; regulieren; steuern; ordnen-
organisieren werkwoord (organisiere, organisierst, organisiert, organisierte, organisiertet, organisiert)
-
regelen (afstemmen; bijstellen; afstellen)
-
regelen (in orde maken; klaren; afdoen)
Conjugations for regelen:
o.t.t.
- regel
- regelt
- regelt
- regelen
- regelen
- regelen
o.v.t.
- regelde
- regelde
- regelde
- regelden
- regelden
- regelden
v.t.t.
- heb geregeld
- hebt geregeld
- heeft geregeld
- hebben geregeld
- hebben geregeld
- hebben geregeld
v.v.t.
- had geregeld
- had geregeld
- had geregeld
- hadden geregeld
- hadden geregeld
- hadden geregeld
o.t.t.t.
- zal regelen
- zult regelen
- zal regelen
- zullen regelen
- zullen regelen
- zullen regelen
o.v.t.t.
- zou regelen
- zou regelen
- zou regelen
- zouden regelen
- zouden regelen
- zouden regelen
en verder
- is geregeld
diversen
- regel!
- regelt!
- geregeld
- regelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
het regelen (organiseren)
-
het regelen (inregelen; afstemmen; instellen; afstellen)
Vertaal Matrix voor regelen:
Verwante woorden van "regelen":
Verwante definities voor "regelen":
Wiktionary: regelen
Cross Translation: