Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Fisch:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Fisch (Duits) in het Nederlands

Fisch:

Fisch [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Fisch
    de vis
    • vis [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Fisch:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
vis Fisch

Synoniemen voor "Fisch":

  • Schädeltier; Vertebrat; Vertebraten; Wirbeltier

Wiktionary: Fisch

Fisch
noun
  1. Zoologie: Tier, das unter Wasser lebt und durch Kiemen atmen
    • Fischvis
Fisch
noun
  1. Pisces, gewerveld dier met kieuwen, levend in water
  2. het vlees van een vis

Cross Translation:
FromToVia
Fisch vis fish — vertebrate animal
Fisch visachtig fishy — of, from, or similar to fish
Fisch vis poisson — Animal vivant dans l’eau.

Verwante vertalingen van Fisch