Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Zoek: Apotheker

Duitse en Nederlandse zoekresultaten voor: Apotheker

Overzicht

Duits naar Nederlands: Meer gegevens...

Apotheker:
- apotheker; drogist
- apothekers
Wiktionary:
- Apotheker → apotheker
- Apotheker → apotheker, farmaceut

Nederlands naar Duits: Meer gegevens...

apotheker:
- Apotheker
Wiktionary:
- apotheker → Apotheker
- apotheker → Apotheker, Apothekerin

Duits

Uitgebreide vertaling voor Apotheker (Duits) in het Nederlands

Apotheker:

Apotheker [der ~] zelfstandig naamwoord

der Apotheker
de apotheker
- apotheker [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
der Apotheker
de drogist
- drogist [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Apotheker [die ~] zelfstandig naamwoord

die Apotheker
de apothekers
- apothekers [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

Vertaal Matrix voor Apotheker:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
apotheker	Apotheker
apothekers	Apotheker
drogist	Apotheker

Synoniemen voor "Apotheker":

Pharmazeut; Pillendreher

Wiktionary: Apotheker

Apotheker

noun

beroep|nld iemand die beroepsmatig geneesmiddelen bereidt en verkoopt
- apotheker → Apotheker

Cross Translation:

From	To	Via
• Apotheker	→ apotheker	↔ pharmacist — professional who dispenses prescription drugs
• Apotheker	→ apotheker; farmaceut	↔ apothicaire — (vieilli) Celui qui préparer et vendre des médicaments.
• Apotheker	→ apotheker; farmaceut	↔ pharmacien — Celui, celle qui exercer la pharmacie.

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor Apotheker (Nederlands) in het Duits

Apotheker vorm van apotheker:

apotheker [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

de apotheker
der Apotheker
- Apotheker [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor apotheker:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Apotheker	apotheker	apothekers; drogist

Verwante woorden van "apotheker":

apothekers

Wiktionary: apotheker

apotheker

noun

beroep|nld iemand die beroepsmatig geneesmiddelen bereidt en verkoopt
- apotheker → Apotheker

Cross Translation:

From	To	Via
• apotheker	→ Apotheker; Apothekerin	↔ pharmacist — professional who dispenses prescription drugs
• apotheker	→ Apotheker	↔ apothicaire — (vieilli) Celui qui préparer et vendre des médicaments.
• apotheker	→ Apotheker	↔ pharmacien — Celui, celle qui exercer la pharmacie.