Overzicht
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- warm:
- Warm:
- warmen:
-
Wiktionary:
- warm → warm
- warm → heiß, warm, warmherzig, fürsorglich
Duits
Uitgebreide vertaling voor warm (Duits) in het Nederlands
warm:
-
warm (herzlich; freundlich; schön; sympathisch; entgegenkommend; freundschaftlich; wohlwollend; herzensgut; liebenswürdig; heiß; innig)
Vertaal Matrix voor warm:
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
hartelijk | entgegenkommend; freundlich; freundschaftlich; heiß; herzensgut; herzlich; innig; liebenswürdig; schön; sympathisch; warm; wohlwollend | herzlich |
minnelijk | entgegenkommend; freundlich; freundschaftlich; heiß; herzensgut; herzlich; innig; liebenswürdig; schön; sympathisch; warm; wohlwollend | |
vriendelijk | entgegenkommend; freundlich; freundschaftlich; heiß; herzensgut; herzlich; innig; liebenswürdig; schön; sympathisch; warm; wohlwollend | angenehm; attent; auf korrekte manire; behilflich; bereitwillig; dienstbereit; dienstfertig; entgegenkommend; erfreulich; freundlich; freundschaftlich; gefällig; gutartig; gutherzig; gönnerhaft; gütlich; herzgewinnend; herzlich; hilfsbereit; höflich; kameradschaftlich; korrekt; leutselig; liebenswürdig; nett; sanftmütig; spaßhaft; sympathisch; süß; umgänglich; wohlwollend; zugetan; zuvorkommend |
warm | brennend; entzündet; feurig; scharf | |
Over | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
warm | warm |
Synoniemen voor "warm":
Verwante vertalingen van warm
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor warm (Nederlands) in het Duits
warm:
Vertaal Matrix voor warm:
Verwante woorden van "warm":
Antoniemen van "warm":
Verwante definities voor "warm":
Wiktionary: warm
warm
Cross Translation:
adjective
-
Na te kijken en uit te splitsen vertalingen
- warm → warm
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• warm | → heiß | ↔ hot — having a high temperature |
• warm | → warm | ↔ warm — having a temperature slightly higher than usual |
• warm | → warmherzig; fürsorglich | ↔ warm — caring, of relation to another person |
• warm | → warm; heiß | ↔ chaud — De température plus haute que la normale, de température élevée. |
Warm:
-
Warm
aussichtsreich-
aussichtsreich bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor Warm:
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
aussichtsreich | Warm |
warm vorm van warmen:
-
warmen
Conjugations for warmen:
o.t.t.
- warm
- warmt
- warmt
- warmen
- warmen
- warmen
o.v.t.
- warmde
- warmde
- warmde
- warmden
- warmden
- warmden
v.t.t.
- heb gewarmd
- hebt gewarmd
- heeft gewarmd
- hebben gewarmd
- hebben gewarmd
- hebben gewarmd
v.v.t.
- had gewarmd
- had gewarmd
- had gewarmd
- hadden gewarmd
- hadden gewarmd
- hadden gewarmd
o.t.t.t.
- zal warmen
- zult warmen
- zal warmen
- zullen warmen
- zullen warmen
- zullen warmen
o.v.t.t.
- zou warmen
- zou warmen
- zou warmen
- zouden warmen
- zouden warmen
- zouden warmen
diversen
- warm!
- warmt!
- gewarmd
- warmend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor warmen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
erwärmen | warmen | opbakken; zich warmen |
wärmen | warmen | eten opwarmen; opwarmen; verhitten; verwarmen; warm maken; zich warmen |