Overzicht
Duits
Uitgebreide vertaling voor garen (Duits) in het Nederlands
garen:
Vertaal Matrix voor garen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
gaar koken | garen; garkochen; kochen |
Synoniemen voor "garen":
gären:
-
gären (sauerwerden)
-
gären (warm sein; brühen; brüten; schwelen)
Conjugations for gären:
Präsens
- gäre
- gärst
- gärt
- gären
- gärt
- gären
Imperfekt
- gör
- görst
- gör
- gören
- gört
- gören
Perfekt
- habe gegoren
- hast gegoren
- hat gegoren
- haben gegoren
- habt gegoren
- haben gegoren
1. Konjunktiv [1]
- gäre
- gärest
- gäre
- gären
- gäret
- gären
2. Konjunktiv
- göre
- görest
- göre
- gören
- göret
- gören
Futur 1
- werde gären
- wirst gären
- wird gären
- werden gären
- werdet gären
- werden gären
1. Konjunktiv [2]
- würde gären
- würdest gären
- würde gären
- würden gären
- würdet gären
- würden gären
Diverses
- gäre!
- gärt!
- gären Sie!
- gegoren
- gärend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor gären:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
gisten | Gähren | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
broeien | brühen; brüten; gären; schwelen; warm sein | |
gisten | gären; sauerwerden | |
warm zijn | brühen; brüten; gären; schwelen; warm sein |
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor garen (Nederlands) in het Duits
garen:
-
het garen (rijgsnoer; draad)
-
het garen (draad; hechtdraad)
-
het garen
Vertaal Matrix voor garen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Bindfaden | draad; garen; hechtdraad; rijgsnoer | bindgaren; bindtouwen; koord |
Faden | draad; garen; hechtdraad; rijgsnoer | koord; vaam; vadem |
Garn | draad; garen; hechtdraad; rijgsnoer | koord; rijgdraad |
Reihfaden | draad; garen; hechtdraad | |
Zwirn | draad; garen; hechtdraad |