Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Zoek: anfallen

Duitse en Nederlandse zoekresultaten voor: anfallen

Overzicht

Duits naar Nederlands: Meer gegevens...

anfallen:
- aanvallen; attaqueren; overvallen; bestormen
Anfallen:
- aanvallen; attaqueren
Wiktionary:
- anfallen → groeien, verhogen, aangrijpen, aantasten, aanvallen, tackelen, attaqueren, aanranden

Duits

Uitgebreide vertaling voor anfallen (Duits) in het Nederlands

anfallen:

anfallen werkwoord (falle an, fällst an, fällt an, fiel an, fielt an, angefallen)

anfallen (bestürmen; angreifen; anstürmen)
aanvallen; attaqueren; overvallen; bestormen
- aanvallen werkwoord (val aan, valt aan, viel aan, vielen aan, aangevallen)
- attaqueren werkwoord (attaqueer, attaqueert, attaqueerde, attaqueerden, geattaqueerd)
- overvallen werkwoord (overval, overvalt, overviel, overvielen, overvallen)
- bestormen werkwoord (bestorm, bestormt, bestormde, bestormden, bestormd)

Conjugations for anfallen:

Präsens

falle an
fällst an
fällt an
fallen an
fallt an
fallen an

Imperfekt

fiel an
fielst an
fiel an
fielen an
fielt an
fielen an

Perfekt

habe angefallen
hast angefallen
hat angefallen
haben angefallen
habt angefallen
haben angefallen

1. Konjunktiv [1]

falle an
fallest an
falle an
fallen an
fallet an
fallen an

2. Konjunktiv

fiele an
fielest an
fiele an
fielen an
fielet an
fielen an

Futur 1

werde anfallen
wirst anfallen
wird anfallen
werden anfallen
werdet anfallen
werden anfallen

1. Konjunktiv [2]

würde anfallen
würdest anfallen
würde anfallen
würden anfallen
würdet anfallen
würden anfallen

Diverses

fall an!
fallt an!
fallen Sie an!
angefallen
anfallend

1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor anfallen:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aanvallen		Anfallen; Angreifen; Herzinfarkte; Herzstillstände; Schlaganfälle
attaqueren		Anfallen; Angreifen
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aanvallen	anfallen; angreifen; anstürmen; bestürmen
attaqueren	anfallen; angreifen; anstürmen; bestürmen
bestormen	anfallen; angreifen; anstürmen; bestürmen	überhäufen; überschütten
overvallen	anfallen; angreifen; anstürmen; bestürmen	überfallen; überrumpeln
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
overvallen		geschehen; passiert; zugestoßen

Synoniemen voor "anfallen":

fällig werden
angreifen

Wiktionary: anfallen

Cross Translation:

From	To	Via
• anfallen	→ groeien; verhogen	↔ accrue — increase
• anfallen	→ aangrijpen; aantasten; aanvallen; tackelen; attaqueren; aanranden	↔ assaillir — propre\|fr (figuré) attaquer vivement par surprise.
• anfallen	→ aangrijpen; aantasten; aanvallen; tackelen; attaqueren	↔ attaquer — assaillir par agression.

Anfallen:

Anfallen [das ~] zelfstandig naamwoord

Anfallen (Angreifen)
het aanvallen; attaqueren
- aanvallen [het ~] zelfstandig naamwoord
- attaqueren [znw.] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Anfallen:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aanvallen	Anfallen; Angreifen	Herzinfarkte; Herzstillstände; Schlaganfälle
attaqueren	Anfallen; Angreifen
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aanvallen		anfallen; angreifen; anstürmen; bestürmen
attaqueren		anfallen; angreifen; anstürmen; bestürmen