Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Zoek: abordnen

Duitse en Nederlandse zoekresultaten voor: abordnen

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. abordnen:
  2. Abordnen:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor abordnen (Duits) in het Nederlands

abordnen:

abordnen werkwoord (ordne ab, ordnest ab, ordnet ab, ordnete ab, ordnetet ab, abgeordnet)

  1. abordnen (delegieren; ermächtigen)
    delegeren; afvaardigen; deputeren
    • delegeren werkwoord (delegeer, delegeert, delegeerde, delegeerden, gedelegeerd)
    • afvaardigen werkwoord (vaardig af, vaardigt af, vaardigde af, vaardigden af, afgevaardigd)
    • deputeren werkwoord (deputeer, deputeert, deputeerde, deputeerden, gedeputeerd)

Conjugations for abordnen:

Präsens
  1. ordne ab
  2. ordnest ab
  3. ordnet ab
  4. ordnen ab
  5. ordnet ab
  6. ordnen ab
Imperfekt
  1. ordnete ab
  2. ordnetest ab
  3. ordnete ab
  4. ordneten ab
  5. ordnetet ab
  6. ordneten ab
Perfekt
  1. habe abgeordnet
  2. hast abgeordnet
  3. hat abgeordnet
  4. haben abgeordnet
  5. habt abgeordnet
  6. haben abgeordnet
1. Konjunktiv [1]
  1. ordne ab
  2. ordnest ab
  3. ordne ab
  4. ordnen ab
  5. ordnet ab
  6. ordnen ab
2. Konjunktiv
  1. ordnete ab
  2. ordnetest ab
  3. ordnete ab
  4. ordneten ab
  5. ordnetet ab
  6. ordneten ab
Futur 1
  1. werde abordnen
  2. wirst abordnen
  3. wird abordnen
  4. werden abordnen
  5. werdet abordnen
  6. werden abordnen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde abordnen
  2. würdest abordnen
  3. würde abordnen
  4. würden abordnen
  5. würdet abordnen
  6. würden abordnen
Diverses
  1. ordn ab!
  2. ordnet ab!
  3. ordnen Sie ab!
  5. abgeordnet
  6. abordnend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor abordnen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afvaardigen Abordnen
delegeren Abordnen
deputeren Abordnen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afvaardigen abordnen; delegieren; ermächtigen
delegeren abordnen; delegieren; ermächtigen delegieren; übergeben; übertragen
deputeren abordnen; delegieren; ermächtigen

Synoniemen voor "abordnen":


Wiktionary: abordnen

abordnen
verb
  1. iemand machtigen om iets te vertegenwoordigen, meestal een vereniging of een staat
  2. taken en verantwoordelijkheden doorgeven
Cross Translation:
FromToVia
• abordnen → afvaardigen; delegeren ↔ déléguer — députer, commettre, envoyer quelqu’un avec pouvoir d’agir, d’examiner, de juger, de négocier, etc.

Abordnen:

Abordnen [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Abordnen
    delegeren; deputeren; afvaardigen

Vertaal Matrix voor Abordnen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afvaardigen Abordnen
delegeren Abordnen
deputeren Abordnen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afvaardigen abordnen; delegieren; ermächtigen
delegeren abordnen; delegieren; ermächtigen; übergeben; übertragen
deputeren abordnen; delegieren; ermächtigen







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0734 seconde
Page rendered in 1.0 seconds