Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Zoek: Verkehr

Duitse en Nederlandse zoekresultaten voor: Verkehr

Overzicht

Duits naar Nederlands: Meer gegevens...

Verkehr:
- cirkel; kring; rondje; omgang hebben met
Wiktionary:
- Verkehr → verkeer
- Verkehr → betrekkingen, geslachtsverkeer, sexuele betrekkingen, verkeer, handel

Duits

Uitgebreide vertaling voor Verkehr (Duits) in het Nederlands

Verkehr:

Verkehr [der ~] zelfstandig naamwoord

der Verkehr (Kreis; Zirkel; Ring; Rundgang; Erfahrung; Zyklus; Erkundungsgänge; Kettenring; Erkundungsgang)
de cirkel; de kring; het rondje
- cirkel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- kring [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- rondje [het ~] zelfstandig naamwoord
der Verkehr (Umgang)
omgang hebben met
- omgang hebben met [znw.] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Verkehr:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
cirkel	Erfahrung; Erkundungsgang; Erkundungsgänge; Kettenring; Kreis; Ring; Rundgang; Verkehr; Zirkel; Zyklus	Einigung; Klub; Kreis; Ring; Stammtisch; Verein
kring	Erfahrung; Erkundungsgang; Erkundungsgänge; Kettenring; Kreis; Ring; Rundgang; Verkehr; Zirkel; Zyklus	Einigung; Gebiet; Klub; Kreis; Kreisform; Kringel; Ring; Runde; Stammtisch; Verein
omgang hebben met	Umgang; Verkehr
rondje	Erfahrung; Erkundungsgang; Erkundungsgänge; Kettenring; Kreis; Ring; Rundgang; Verkehr; Zirkel; Zyklus	Partie; Runde; Rundgang; Spiel; Spielchen; Tour; seine Runde machen
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
omgang hebben met		mit jemandem Umgang haben; verkehren

Synoniemen voor "Verkehr":

Akt; Begattung; Beischlaf; Bumsen; Coitus; Fick; Geschlechtsakt; Geschlechtsverkehr; Kohabitation; Koitus; Kopulation; Liebesakt; Nummer; Pimpern; Poppen; Schäferstündchen; Sex; Vögeln; Aktion; Handlung; Operation; Tat
Verkehrswesen

Wiktionary: Verkehr

Verkehr

noun

het geheel van verplaatsingen waarbij goederen of personen vervoerd worden
- verkeer → Verkehr

Cross Translation:

From	To	Via
• Verkehr	→ betrekkingen	↔ intercourse — communication, conversation
• Verkehr	→ geslachtsverkeer; sexuele betrekkingen	↔ intercourse — sexual intercourse
• Verkehr	→ verkeer	↔ traffic — pedestrians or vehicles on roads or on the air
• Verkehr	→ handel; verkeer	↔ traffic — commercial transportation or exchange of goods
• Verkehr	→ verkeer	↔ traffic — exchange or flux of information, messages or data