Gewinn: vertaling Duits

Overzicht

Duits naar Nederlands: Meer gegevens...

Gewinn:
- profijt; baat; winst; gewin; prijs; gewonnen prijs; eerbewijs; nuttigheid; nut; productiviteit; hoogte van produktie
- waarde; nut
Wiktionary:
- Gewinn → winst, baat, aanwinst
- Gewinn → winst, profijt, baat, gewin, verdienste

Duits

Uitgebreide vertaling voor Gewinn (Duits) in het Nederlands

der Gewinn (Profit; Bezug; Ertrag; Verdienst; Erlös; Nutzen; Extraprofit; Sinn)
het profijt; de baat; de winst; het gewin
- profijt [het ~] zelfstandig naamwoord
- baat [de ~] zelfstandig naamwoord
- winst [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- gewin [het ~] zelfstandig naamwoord
der Gewinn (Preis; Kosten)
de prijs
– beloning voor de winnaar ¹
- prijs [de ~] zelfstandig naamwoord
  - Jan haalde de eerste prijs bij de wedstrijd¹
de gewonnen prijs
- gewonnen prijs [de ~] zelfstandig naamwoord
der Gewinn (Ehrerbietung erweisen; Preis; Kosten; Aufwendung)
de prijs; het eerbewijs
- prijs [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- eerbewijs [het ~] zelfstandig naamwoord
der Gewinn (Brauchbarkeit; Sinn; Utilität; Nützlichkeit; Nutzen; Verwendbarkeit; Anwendbarkeit; Vorteil)
de nuttigheid; het nut
- nuttigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- nut [het ~] zelfstandig naamwoord
der Gewinn (Produktivität)
de productiviteit; hoogte van produktie
- productiviteit [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- hoogte van produktie [znw.] zelfstandig naamwoord
der Gewinn
de winst
- winst [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Gewinn (Nutzen; Vorteil; Profit)
de waarde; het nut
- waarde [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- nut [het ~] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
baat	Bezug; Erlös; Ertrag; Extraprofit; Gewinn; Nutzen; Profit; Sinn; Verdienst
eerbewijs	Aufwendung; Ehrerbietung erweisen; Gewinn; Kosten; Preis
gewin	Bezug; Erlös; Ertrag; Extraprofit; Gewinn; Nutzen; Profit; Sinn; Verdienst
gewonnen prijs	Gewinn; Kosten; Preis
hoogte van produktie	Gewinn; Produktivität
nut	Anwendbarkeit; Brauchbarkeit; Gewinn; Nutzen; Nützlichkeit; Profit; Sinn; Utilität; Verwendbarkeit; Vorteil	Bedeutung; Sinn
nuttigheid	Anwendbarkeit; Brauchbarkeit; Gewinn; Nutzen; Nützlichkeit; Sinn; Utilität; Verwendbarkeit; Vorteil
prijs	Aufwendung; Ehrerbietung erweisen; Gewinn; Kosten; Preis	Preis
productiviteit	Gewinn; Produktivität	Produktivität
profijt	Bezug; Erlös; Ertrag; Extraprofit; Gewinn; Nutzen; Profit; Sinn; Verdienst
waarde	Gewinn; Nutzen; Profit; Vorteil	Bedeutung; Geltung; Tragweite; Verdienst; Verdienste; Verdienstlichkeit; Wert; Würde
winst	Bezug; Erlös; Ertrag; Extraprofit; Gewinn; Nutzen; Profit; Sinn; Verdienst
Not Specified	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
prijs		Preis

Ausbeute; Einkünfte; Einnahmen; Erlös; Ertrag; Erwerb; Gewinnmarge; Gewinnspanne; Marge; Profit; Rendite; Verdienstspanne; Überschuss
Glückslos; Preis; Siegespreis; Treffer
Benefit; Nutzeffekt; Nutzen; Pluspunkt; positiver Aspekt; Vorteil; Vorzug
Erfolg; Riesenerfolg; Triumph
Reibach; Ausbeute; Einkünfte; Einnahmen; Erlös; Ertrag; Erwerb; Gewinnmarge; Gewinnspanne; Marge; Profit; Rendite; Verdienstspanne; Überschuss

Gewinn

noun

Betriebswirtschaft: der Ertrag eines Unternehmens nach Abzug der Kosten
- Gewinn → winst
ein Erlös oder Sachwert aus Spiel, Wetten, Lotto und Ähnlichem
- Gewinn → winst; baat
allgemein: ein Ereignis, bei welchem ein Nutzen oder Vorteil erzielt wird
- Gewinn → baat

Gewinn

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• Gewinn	→ winst	↔ gain — what one gains (profit)
• Gewinn	→ profijt; winst	↔ profit — benefit
• Gewinn	→ baat; gewin; verdienste; winst	↔ bénéfice — commerce\|fr gain, profit.