Overzicht
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
- automatisieren:
- verpflichten:
-
Wiktionary:
- h → b
- automatisieren → automatiseren
- verpflichten → verplichten, gehouden
- verpflichten → verplichten
Duits
Uitgebreide vertaling voor h (Duits) in het Nederlands
h vorm van automatisieren:
automatisieren werkwoord (automatisiere, automatisierst, automatisiert, automatisierte, automatisiertet, automatisiert)
-
automatisieren (computerisieren)
automatiseren; computeriseren-
automatiseren werkwoord (automatiseer, automatiseert, automatiseerde, automatiseerden, geautomatiseerd)
-
computeriseren werkwoord (computeriseer, computeriseert, computeriseerde, computeriseerden, gecomputeriseerd)
-
Conjugations for automatisieren:
Präsens
- automatisiere
- automatisierst
- automatisiert
- automatisieren
- automatisiert
- automatisieren
Imperfekt
- automatisierte
- automatisiertest
- automatisierte
- automatisierten
- automatisiertet
- automatisierten
Perfekt
- habe automatisiert
- hast automatisiert
- hat automatisiert
- haben automatisiert
- habt automatisiert
- haben automatisiert
1. Konjunktiv [1]
- automatisiere
- automatisierest
- automatisiere
- automatisieren
- automatisieret
- automatisieren
2. Konjunktiv
- automatisierte
- automatisiertest
- automatisierte
- automatisierten
- automatisiertet
- automatisierten
Futur 1
- werde automatisieren
- wirst automatisieren
- wird automatisieren
- werden automatisieren
- werdet automatisieren
- werden automatisieren
1. Konjunktiv [2]
- würde automatisieren
- würdest automatisieren
- würde automatisieren
- würden automatisieren
- würdet automatisieren
- würden automatisieren
Diverses
- automatisier!
- automatisiert!
- automatisieren Sie!
- automatisiert
- h
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor automatisieren:
| Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
| automatiseren | automatisieren; computerisieren | |
| computeriseren | automatisieren; computerisieren |
Wiktionary: automatisieren
automatisieren
verb
-
automatisch doen werken
verpflichten:
verpflichten werkwoord (verpfliche, verpflichst, verpflicht, verpflichte, verpflichtet, verpflichtet)
-
verpflichten
Conjugations for verpflichten:
Präsens
- verpfliche
- verpflichst
- verpflicht
- verpflichen
- verpflicht
- verpflichen
Imperfekt
- verpflichte
- verpflichtest
- verpflichte
- verpflichten
- verpflichtet
- verpflichten
Perfekt
- habe verpflichtet
- hast verpflichtet
- hat verpflichtet
- haben verpflichtet
- habt verpflichtet
- haben verpflichtet
1. Konjunktiv [1]
- verpfliche
- verpflichest
- verpfliche
- verpflichen
- verpflichet
- verpflichen
2. Konjunktiv
- verpflichte
- verpflichtest
- verpflichte
- verpflichten
- verpflichtet
- verpflichten
Futur 1
- werde verpflichten
- wirst verpflichten
- wird verpflichten
- werden verpflichten
- werdet verpflichten
- werden verpflichten
1. Konjunktiv [2]
- würde verpflichten
- würdest verpflichten
- würde verpflichten
- würden verpflichten
- würdet verpflichten
- würden verpflichten
Diverses
- verpflich!
- verpflicht!
- verpflichen Sie!
- verpflichtet
- h
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor verpflichten:
| Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
| verplichten | verpflichten |
Synoniemen voor "verpflichten":
Wiktionary: verpflichten
verpflichten
Cross Translation:
verb
verpflichten
-
(transitiv), jemanden zu etwas verpflichten: jemanden in die Pflicht nehmen, etwas zu tun
- verpflichten → verplichten; gehouden
verb
-
tot regel maken dat iets moet
Cross Translation:
| From | To | Via |
|---|---|---|
| • verpflichten | → verplichten | ↔ oblige — to constrain someone by force or by social, moral or legal means |