Overzicht
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
-
gewöhnlich:
- gebruikelijk; courant; gangbaar; gewoon; normaal; meestal; algemeen; doorgaans; gewoonlijk; over het algemeen; normaliter; gemeenlijk; merendeels; ordinair; alledaags; niets bijzonders; eenvoudig; moeiteloos; zonder moeite; in een handomdraai; vanzelf; licht; lichtwegend; ongekunsteld; natuurlijk; vulgair; grof; platvloers; plat; regelmatig; regulier; geregeld; op vaste tijden; triviaal; onbelangrijk; futiel; nietsbetekenend; weinigzeggend; onbenullig; onbetekenend; onbeduidend; nietszeggend; gewoontegetrouw; zonder pretenties
-
Wiktionary:
- gewöhnlich → gewone, gewoon, gemene, gemeen, veelvoorkomend, braaf, onschadelijk, onschuldig, volks, ordinair, zoals gewoonlijk
Duits
Uitgebreide vertaling voor gewöhnlich (Duits) in het Nederlands
gewöhnlich:
-
gewöhnlich (gebräuchlich; üblich; gängig; alltäglich; herkömmlich)
gebruikelijk; courant; gangbaar; gewoon-
gebruikelijk bijvoeglijk naamwoord
-
courant bijvoeglijk naamwoord
-
gangbaar bijvoeglijk naamwoord
-
gewoon bijvoeglijk naamwoord
-
-
gewöhnlich (gebräuchlich; üblich; gangbar; alltäglich; gemein; gängig)
-
gewöhnlich (meistens; in der regel)
meestal; algemeen; doorgaans; gewoonlijk; over het algemeen; normaliter; gemeenlijk; merendeels-
meestal bijwoord
-
algemeen bijvoeglijk naamwoord
-
doorgaans bijwoord
-
gewoonlijk bijvoeglijk naamwoord
-
over het algemeen bijvoeglijk naamwoord
-
normaliter bijwoord
-
gemeenlijk bijwoord
-
merendeels bijwoord
-
-
gewöhnlich (alltäglich; gängig; ordinär; trivial)
ordinair; alledaags; gewoon; niets bijzonders; eenvoudig-
ordinair bijvoeglijk naamwoord
-
alledaags bijvoeglijk naamwoord
-
gewoon bijvoeglijk naamwoord
-
niets bijzonders bijvoeglijk naamwoord
-
eenvoudig bijvoeglijk naamwoord
-
-
gewöhnlich (mühelos; ungezwungen; einfach; gemächlich; harmlos; licht; glatt; einfältig; gefügig; zwanglos; simpel; ungekünstelt; imHandumdrehen; leicht; sanft; schlicht; gelinde; anspruchslos; kindisch; formlos)
moeiteloos; zonder moeite; in een handomdraai; vanzelf-
moeiteloos bijvoeglijk naamwoord
-
zonder moeite bijvoeglijk naamwoord
-
in een handomdraai bijvoeglijk naamwoord
-
vanzelf bijwoord
-
-
gewöhnlich (anspruchslos; licht; leicht; gering; gemütlich; glatt; gelinde; mühelos; einfältig; gefügig; gemächlich; geistesschwach; einfach)
-
gewöhnlich (schlicht; natürlich; unkompliziert; einfach; simpel; anspruchslos)
ongekunsteld; natuurlijk; eenvoudig-
ongekunsteld bijvoeglijk naamwoord
-
natuurlijk bijvoeglijk naamwoord
-
eenvoudig bijvoeglijk naamwoord
-
-
gewöhnlich (vulgär; platt; ordinär; schäbig; banal; schofel)
vulgair; grof; ordinair; platvloers; plat-
vulgair bijvoeglijk naamwoord
-
grof bijvoeglijk naamwoord
-
ordinair bijvoeglijk naamwoord
-
platvloers bijvoeglijk naamwoord
-
plat bijvoeglijk naamwoord
-
-
gewöhnlich (regulär; regelmäßig; normal; reglär; ständig; durchgehend; gewohnt; durchweg)
regelmatig; regulier; geregeld; op vaste tijden-
regelmatig bijvoeglijk naamwoord
-
regulier bijvoeglijk naamwoord
-
geregeld bijvoeglijk naamwoord
-
op vaste tijden bijvoeglijk naamwoord
-
-
gewöhnlich (bedeutungslos; unwichtig; unwesentlich; trivial; unscheinbar; nichtsbedeutend; unbedeutend)
triviaal; onbelangrijk; futiel; nietsbetekenend; weinigzeggend; onbenullig; onbetekenend; onbeduidend; nietszeggend-
triviaal bijvoeglijk naamwoord
-
onbelangrijk bijvoeglijk naamwoord
-
futiel bijvoeglijk naamwoord
-
nietsbetekenend bijvoeglijk naamwoord
-
weinigzeggend bijvoeglijk naamwoord
-
onbenullig bijvoeglijk naamwoord
-
onbetekenend bijvoeglijk naamwoord
-
onbeduidend bijvoeglijk naamwoord
-
nietszeggend bijvoeglijk naamwoord
-
-
gewöhnlich (gewohnheitsmäßig)
gewoontegetrouw-
gewoontegetrouw bijvoeglijk naamwoord
-
-
gewöhnlich (anspruchslos; einfach; schlicht; simpel)
zonder pretenties-
zonder pretenties bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor gewöhnlich:
Synoniemen voor "gewöhnlich":
Wiktionary: gewöhnlich
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• gewöhnlich | → gewone; gewoon; gemene; gemeen | ↔ common — usual |
• gewöhnlich | → veelvoorkomend | ↔ common — found in large numbers or in a large quantity |
• gewöhnlich | → braaf; onschadelijk; onschuldig | ↔ innocuous — inoffensive |
• gewöhnlich | → gewoon | ↔ ordinary — normal, routine |
• gewöhnlich | → gewoon; gewone | ↔ regular — normal |
• gewöhnlich | → gewoon | ↔ usual — most commonly occurring |
• gewöhnlich | → volks; gewoon; gemeen; ordinair | ↔ vulgar — having to do with common people |
• gewöhnlich | → zoals gewoonlijk | ↔ comme d’habitude — Comme d’habitude |