Overzicht
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
- argumentieren:
-
Wiktionary:
- argumentieren → redeneren, argumenteren, betogen
- argumentieren → betogen, aantonen, adstrueren, bewijzen, staven, uitwijzen, waarmaken
Duits
Uitgebreide vertaling voor argumentieren (Duits) in het Nederlands
argumentieren:
argumentieren werkwoord (argumentiere, argumentierst, argumentiert, argumentierte, argumentiertet, argumentiert)
-
argumentieren (besprechen; bereden; begründen; auseinandersetzen; darlegen; ausführlich erörtern)
-
argumentieren (debattieren; streiten; sichzanken)
Conjugations for argumentieren:
Präsens
- argumentiere
- argumentierst
- argumentiert
- argumentieren
- argumentiert
- argumentieren
Imperfekt
- argumentierte
- argumentiertest
- argumentierte
- argumentierten
- argumentiertet
- argumentierten
Perfekt
- habe argumentiert
- hast argumentiert
- hat argumentiert
- haben argumentiert
- habt argumentiert
- haben argumentiert
1. Konjunktiv [1]
- argumentiere
- argumentierest
- argumentiere
- argumentieren
- argumentieret
- argumentieren
2. Konjunktiv
- argumentierte
- argumentiertest
- argumentierte
- argumentierten
- argumentiertet
- argumentierten
Futur 1
- werde argumentieren
- wirst argumentieren
- wird argumentieren
- werden argumentieren
- werdet argumentieren
- werden argumentieren
1. Konjunktiv [2]
- würde argumentieren
- würdest argumentieren
- würde argumentieren
- würden argumentieren
- würdet argumentieren
- würden argumentieren
Diverses
- argumentier!
- argumentiert!
- argumentieren Sie!
- argumentiert
- argumentierend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor argumentieren:
Synoniemen voor "argumentieren":
Wiktionary: argumentieren
argumentieren
Cross Translation:
verb
argumentieren
-
Argumente und Begründungen vorbringen, um eine These oder eine Meinung zu untermauern
- argumentieren → redeneren; argumenteren
verb
-
met argumenten tot een conclusie trachten te komen
-
een serie argumenten als een verhaal presenteren, bijvoorbeeld in een rechtszaak
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• argumentieren | → betogen | ↔ argue — transitive: present a viewpoint |
• argumentieren | → aantonen; adstrueren; bewijzen; staven; uitwijzen; waarmaken | ↔ prouver — établir la vérité de quelque chose par le raisonnement ou par le témoignage. |
Computer vertaling door derden:
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor argumentieren (Nederlands) in het Duits
argumentieren: (*Woord en zin splitter gebruikt)
Computer vertaling door derden: