Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Zoek: Umgangssprache

Duitse en Nederlandse zoekresultaten voor: Umgangssprache

Overzicht

Duits naar Nederlands: Meer gegevens...

Umgangssprache:
- spreektaal; omgangstaal
Wiktionary:
- Umgangssprache → omgangstaal, spreektaal, volkstaal
- Umgangssprache → volkstaal, omgangstaal, volksmond, spreektaal

Duits

Uitgebreide vertaling voor Umgangssprache (Duits) in het Nederlands

Umgangssprache:

Umgangssprache [die ~] zelfstandig naamwoord

die Umgangssprache (gesprochene Sprache)
de spreektaal; de omgangstaal
- spreektaal [de ~] zelfstandig naamwoord
- omgangstaal [de ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Umgangssprache:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
omgangstaal	Umgangssprache; gesprochene Sprache
spreektaal	Umgangssprache; gesprochene Sprache

Synoniemen voor "Umgangssprache":

Jargon; nachlässige, oft fehlerhafte Ausdrucksweise; Slang; Gruppensprache; Gruppensprachgebrauch; Soziolekt
Alltagssprache; Volksmund; Sprache

Wiktionary: Umgangssprache

Umgangssprache

noun

Linguistik: Form der Sprache (Sprachvarietät), die zwischen Standardsprache und Dialekt angesiedelt ist
- Umgangssprache → omgangstaal; spreektaal

Umgangssprache

noun

de taal die men bij het gewone spreken gebruikt
- spreektaal → Sprache; Umgangssprache
de taal van het gewone volk, vaak informeel van aard en soms als minder beschaafd gezien, in tegenstelling tot de standaardtaal
- volkstaal → Alltagssprache; Umgangssprache; Volkssprache

Cross Translation:

From	To	Via
• Umgangssprache	→ volkstaal; omgangstaal; volksmond; spreektaal	↔ vernacular — everyday speech

Computer vertaling door derden: