Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Zoek: Schussel

Duitse en Nederlandse zoekresultaten voor: Schussel

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Schussel:
  2. Schüssel:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Schussel (Duits) in het Nederlands

schüssel:


Synoniemen voor "schüssel":


Schussel:

Schussel [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Schussel (Dummkopf; Schafskopf; Trottel; )
    de sukkel; de stommeling; de minkukel; de uilenbal; de sufferd; het uilskuiken
    • sukkel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • stommeling [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • minkukel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • uilenbal [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • sufferd [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • uilskuiken [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. der Schussel (Dummkopf; Gimpel; Quatschkopf; )
    de schapenkop; de schaapskop; de idioot; de kalfskop; de sukkel; de onnozelaar; het rund; de stommeling; de oen; de stommerd; onnozele; de druiloor; onnozele hals; de sul; de stommerik
    • schapenkop [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • schaapskop [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • idioot [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • kalfskop [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • sukkel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • onnozelaar [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • rund [het ~] zelfstandig naamwoord
    • stommeling [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • oen [de ~] zelfstandig naamwoord
    • stommerd [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • onnozele [znw.] zelfstandig naamwoord
    • druiloor [de ~] zelfstandig naamwoord
    • onnozele hals [znw.] zelfstandig naamwoord
    • sul [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • stommerik [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. der Schussel (Unbedeutende; Depp; Schaf; )
    de idioot; simpele ziel; de dwaas; de dommerik; de onnozelaar; de onbenul; de achterlijke; onnozele kerel

Schussel [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Schussel (Neurotiker; Nervenkranke)
    de zenuwlijder; de neuroot
  2. die Schussel (Neurotiker; Nervenkranke)
    zenuwlijdster; neurote
  3. die Schussel (Nervenbündel; Neurotiker; Nervenkranke)
    de zenuwlijder; de neuroot; de zenuwpees

Vertaal Matrix voor Schussel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
achterlijke Armleuchter; Depp; Dumme; Dummkopf; Dussel; Einfaltspinsel; Esel; Geck; Gänschen; Hanswurst; Hofnarr; Idiot; Irre; Irrsinnige; Narr; Schaf; Schafskopf; Schalk; Schussel; Schwachkopf; Spaßvogel; Tor; Trottel; Tröttel; Tölpel; Unbedeutende; Verrückte; dummer August Geisteskranke; Idiot; Irre; Irrsinnige; Schwachsinnige; Verrückte; Wahnsinnige
dommerik Armleuchter; Depp; Dumme; Dummkopf; Dussel; Einfaltspinsel; Esel; Geck; Gänschen; Hanswurst; Hofnarr; Idiot; Irre; Irrsinnige; Narr; Schaf; Schafskopf; Schalk; Schussel; Schwachkopf; Spaßvogel; Tor; Trottel; Tröttel; Tölpel; Unbedeutende; Verrückte; dummer August Dumme; Dummkopf; Hohlkopf; Schafskopf; Strohkopf
druiloor Dummkopf; Dussel; Einfaltspinsel; Gimpel; Hohlkopf; Quatschkopf; Schafskopf; Schussel; Schwachkopf; Strohkopf; Stümper; Trottel Blödian; Dumme; Dummkopf; Dussel; Hohlkopf; Kalbskopf; Schwachkopf; Strohkopf; Trottel
dwaas Armleuchter; Depp; Dumme; Dummkopf; Dussel; Einfaltspinsel; Esel; Geck; Gänschen; Hanswurst; Hofnarr; Idiot; Irre; Irrsinnige; Narr; Schaf; Schafskopf; Schalk; Schussel; Schwachkopf; Spaßvogel; Tor; Trottel; Tröttel; Tölpel; Unbedeutende; Verrückte; dummer August Blödmann; Einfallspinsel; Idiot; Irrsinnige; Narr; Schwachsinnige; Tor; Tropf; Tölpel; Verrückte
idioot Armleuchter; Depp; Dumme; Dummkopf; Dussel; Einfaltspinsel; Esel; Geck; Gimpel; Gänschen; Hanswurst; Hofnarr; Hohlkopf; Idiot; Irre; Irrsinnige; Narr; Quatschkopf; Schaf; Schafskopf; Schalk; Schussel; Schwachkopf; Spaßvogel; Strohkopf; Stümper; Tor; Trottel; Tröttel; Tölpel; Unbedeutende; Verrückte; dummer August Blödmann; Einfallspinsel; Figur; Geck; Geisteskranke; Idiot; Irre; Irrsinnige; Mensch; Narr; Rohling; Schlappschwanz; Schwachsinnige; Schwächling; Tollkopf; Tor; Tropf; Tölpel; Verrückte; Vollidiot; Wahnsinnige
kalfskop Dummkopf; Dussel; Einfaltspinsel; Gimpel; Hohlkopf; Quatschkopf; Schafskopf; Schussel; Schwachkopf; Strohkopf; Stümper; Trottel
minkukel Dumme; Dummkopf; Dussel; Esel; Schaf; Schafskopf; Schafsköpfe; Schussel; Schwachkopf; Trottel
neuroot Nervenbündel; Nervenkranke; Neurotiker; Schussel
neurote Nervenkranke; Neurotiker; Schussel
oen Dummkopf; Dussel; Einfaltspinsel; Gimpel; Hohlkopf; Quatschkopf; Schafskopf; Schussel; Schwachkopf; Strohkopf; Stümper; Trottel Blödian; Dumme; Dummkopf; Dussel; Hohlkopf; Kalbskopf; Schwachkopf; Strohkopf; Trottel
onbenul Armleuchter; Depp; Dumme; Dummkopf; Dussel; Einfaltspinsel; Esel; Geck; Gänschen; Hanswurst; Hofnarr; Idiot; Irre; Irrsinnige; Narr; Schaf; Schafskopf; Schalk; Schussel; Schwachkopf; Spaßvogel; Tor; Trottel; Tröttel; Tölpel; Unbedeutende; Verrückte; dummer August
onnozelaar Armleuchter; Depp; Dumme; Dummkopf; Dussel; Einfaltspinsel; Esel; Geck; Gimpel; Gänschen; Hanswurst; Hofnarr; Hohlkopf; Idiot; Irre; Irrsinnige; Narr; Quatschkopf; Schaf; Schafskopf; Schalk; Schussel; Schwachkopf; Spaßvogel; Strohkopf; Stümper; Tor; Trottel; Tröttel; Tölpel; Unbedeutende; Verrückte; dummer August Blöde; Blödmann; Einfallspinsel; Einfaltspinsel; Esel; Kuh; Schaf; Schafskopf; Schwachkopf; Tor; Tropf; Trottel; Tölpel; dumme Nuß
onnozele Dummkopf; Dussel; Einfaltspinsel; Gimpel; Hohlkopf; Quatschkopf; Schafskopf; Schussel; Schwachkopf; Strohkopf; Stümper; Trottel Blöde; Einfaltspinsel; Esel; Kuh; Schaf; Schafskopf; Schwachkopf; Trottel; dumme Nuß
onnozele hals Dummkopf; Dussel; Einfaltspinsel; Gimpel; Hohlkopf; Quatschkopf; Schafskopf; Schussel; Schwachkopf; Strohkopf; Stümper; Trottel
onnozele kerel Armleuchter; Depp; Dumme; Dummkopf; Dussel; Einfaltspinsel; Esel; Geck; Gänschen; Hanswurst; Hofnarr; Idiot; Irre; Irrsinnige; Narr; Schaf; Schafskopf; Schalk; Schussel; Schwachkopf; Spaßvogel; Tor; Trottel; Tröttel; Tölpel; Unbedeutende; Verrückte; dummer August
rund Dummkopf; Dussel; Einfaltspinsel; Gimpel; Hohlkopf; Quatschkopf; Schafskopf; Schussel; Schwachkopf; Strohkopf; Stümper; Trottel Kuh; Ochse; Rind; Rindvieh
schaapskop Dummkopf; Dussel; Einfaltspinsel; Gimpel; Hohlkopf; Quatschkopf; Schafskopf; Schussel; Schwachkopf; Strohkopf; Stümper; Trottel Blöde; Blödian; Dumme; Dummkopf; Dussel; Einfaltspinsel; Esel; Hohlkopf; Kalbskopf; Kuh; Schaf; Schafskopf; Schwachkopf; Strohkopf; Trottel; dumme Nuß
schapenkop Dummkopf; Dussel; Einfaltspinsel; Gimpel; Hohlkopf; Quatschkopf; Schafskopf; Schussel; Schwachkopf; Strohkopf; Stümper; Trottel
simpele ziel Armleuchter; Depp; Dumme; Dummkopf; Dussel; Einfaltspinsel; Esel; Geck; Gänschen; Hanswurst; Hofnarr; Idiot; Irre; Irrsinnige; Narr; Schaf; Schafskopf; Schalk; Schussel; Schwachkopf; Spaßvogel; Tor; Trottel; Tröttel; Tölpel; Unbedeutende; Verrückte; dummer August
stommeling Dumme; Dummkopf; Dussel; Einfaltspinsel; Esel; Gimpel; Hohlkopf; Quatschkopf; Schaf; Schafskopf; Schafsköpfe; Schussel; Schwachkopf; Strohkopf; Stümper; Trottel Dumme; Dummkopf; Hohlkopf; Schafskopf; Strohkopf
stommerd Dummkopf; Dussel; Einfaltspinsel; Gimpel; Hohlkopf; Quatschkopf; Schafskopf; Schussel; Schwachkopf; Strohkopf; Stümper; Trottel
stommerik Dummkopf; Dussel; Einfaltspinsel; Gimpel; Hohlkopf; Quatschkopf; Schafskopf; Schussel; Schwachkopf; Strohkopf; Stümper; Trottel
sufferd Dumme; Dummkopf; Dussel; Esel; Schaf; Schafskopf; Schafsköpfe; Schussel; Schwachkopf; Trottel Blödian; Dumme; Dummkopf; Dussel; Hohlkopf; Kalbskopf; Schafskopf; Schwachkopf; Strohkopf; Trottel
sukkel Dumme; Dummkopf; Dussel; Einfaltspinsel; Esel; Gimpel; Hohlkopf; Quatschkopf; Schaf; Schafskopf; Schafsköpfe; Schussel; Schwachkopf; Strohkopf; Stümper; Trottel Drückeberger; Drückebergerin; Faseler; Faselhans; Faulenzer; Faulpelz; Nachzügler; Nörgler; Quasselstrippe; Salzsack; Schlemihl; Schwächling; Stümper; Tropf; Trottel; Trödelliese; Trödler; Zauderer
sul Dummkopf; Dussel; Einfaltspinsel; Gimpel; Hohlkopf; Quatschkopf; Schafskopf; Schussel; Schwachkopf; Strohkopf; Stümper; Trottel Blödian; Dumme; Dummkopf; Dussel; Hohlkopf; Kalbskopf; Schwachkopf; Strohkopf; Trottel
uilenbal Dumme; Dummkopf; Dussel; Esel; Schaf; Schafskopf; Schafsköpfe; Schussel; Schwachkopf; Trottel
uilskuiken Dumme; Dummkopf; Dussel; Esel; Schaf; Schafskopf; Schafsköpfe; Schussel; Schwachkopf; Trottel Dumme; Dummkopf; Hohlkopf; Schafskopf; Strohkopf
zenuwlijder Nervenbündel; Nervenkranke; Neurotiker; Schussel Angeber; Aufschneider; Dicktuer; Großmaul; Großsprecher; Großtuer; Nervenpatient; Prahler; Rabatzmacher; Rabauke; Schwätzer; Sprücheklopfer; Wichtigtuer
zenuwlijdster Nervenkranke; Neurotiker; Schussel
zenuwpees Nervenbündel; Nervenkranke; Neurotiker; Schussel
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dwaas albern; bekloppt; bescheuert; blöd; blöde; blödsinnig; dumm; dämlich; einfältig; geisteskrank; geistesschwach; gestört; idiotenhaft; idiotisch; irre; irrsinnig; meschugge; närrisch; töricht; verrückt; verstört; wahnsinnig; wahnwitzig; wirr; übergeschnappt
idioot albern; bekloppt; bescheuert; blöd; blöde; blödsinnig; doof; dumm; dusselig; dämlich; einfältig; geisteskrank; geistesschwach; geistlos; geisttötend; gestört; idiotenhaft; idiotisch; irre; irrsinnig; lächerlich; meschugge; närrisch; schwach; schwachsinnig; schwächlich; simpel; stumpf; stumpfsinnig; töricht; unsinnig; unvernünftig; verrückt; verstört; wahnsinnig; wahnwitzig; wirr; ätzend; übergeschnappt

Wiktionary: Schussel

Cross Translation:
FromToVia
• Schussel → warhoofd ↔ scatterbrain — flighty, disorganized or forgetful person.

Schüssel:

Schüssel [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Schüssel (Faß; Tonne; Eimer; )
    de vat; de barrel; de ton; het fust; de bak; de emmer; de pot; de teil; de kuip
    • vat [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • barrel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • ton [de ~] zelfstandig naamwoord
    • fust [het ~] zelfstandig naamwoord
    • bak [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • emmer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • pot [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • teil [de ~] zelfstandig naamwoord
    • kuip [de ~] zelfstandig naamwoord
  2. die Schüssel (Napf; Schale; Behälter; Gefäß)
    de bak; de etensbak
    • bak [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • etensbak [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. die Schüssel (Kaserole; Schale; Stollen; Gefäß)
    de ovenschaal; de schaal
  4. die Schüssel (Schälchen; Schale; Schüsselchen)
    de schaal; het schaaltje
    • schaal [de ~] zelfstandig naamwoord
    • schaaltje [het ~] zelfstandig naamwoord
  5. die Schüssel (Handwagen; Karren; Karre; Gefährt)
    de kar; de handkar
    • kar [de ~] zelfstandig naamwoord
    • handkar [de ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Schüssel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bak Behälter; Bottich; Eimer; Faß; Gefäß; Kübel; Napf; Schale; Schüssel; Tonne; Trog; Wanne Behälter; Container; Katzenklo; Katzentoilette; Lagerfach; Scherz; Spaß; Strafanstalt; Strafvollzugsanstalt
barrel Bottich; Eimer; Faß; Kübel; Schüssel; Tonne; Trog; Wanne
emmer Bottich; Eimer; Faß; Kübel; Schüssel; Tonne; Trog; Wanne
etensbak Behälter; Gefäß; Napf; Schale; Schüssel
fust Bottich; Eimer; Faß; Kübel; Schüssel; Tonne; Trog; Wanne
handkar Gefährt; Handwagen; Karre; Karren; Schüssel Handwagen
kar Gefährt; Handwagen; Karre; Karren; Schüssel Auto; Fahrzeug; Fuhrwerk; Gefährt; Karren; Personenwagen; Vehikel; Wagen; Zugmaschine
kuip Bottich; Eimer; Faß; Kübel; Schüssel; Tonne; Trog; Wanne Anwaltschaft; Gerichtsbehörde; Wanne; Waschwanne
ovenschaal Gefäß; Kaserole; Schale; Schüssel; Stollen
pot Bottich; Eimer; Faß; Kübel; Schüssel; Tonne; Trog; Wanne Einsatz; Geldeinlage; Kochtopf; Lesbe; Lesbierin; Partie; Pool; Schlacht; Schmortopf; Spiel; Spielchen; Spielgeld; Spielraum; Streit; Topf; Wettbewerb; Wettkampf; Wettstreit
schaal Gefäß; Kaserole; Schale; Schälchen; Schüssel; Schüsselchen; Stollen Deckel; Kappe; Muschel
schaaltje Schale; Schälchen; Schüssel; Schüsselchen
teil Bottich; Eimer; Faß; Kübel; Schüssel; Tonne; Trog; Wanne
ton Bottich; Eimer; Faß; Kübel; Schüssel; Tonne; Trog; Wanne
vat Bottich; Eimer; Faß; Kübel; Schüssel; Tonne; Trog; Wanne

Synoniemen voor "Schüssel":


Wiktionary: Schüssel

Schüssel
noun
  1. Schale für Lebensmittel
    • Schüssel → kom
Schüssel
noun
  1. voorwerp waar men iets kan inleggen
Cross Translation:
FromToVia
• Schüssel → schaal; kom ↔ bowl — container
• Schüssel → bord; taloor ↔ dish — vessel for holding/serving food
• Schüssel → schaal; schotel ↔ plat — pièce de vaisselle, à fond plat destinée à contenir les mets qu’on servir sur la table.







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0769 seconde
Page rendered in 1.0 seconds