Overzicht
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
- Dunst:
- dünen:
- Wiktionary:
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
-
dun:
- dünn; mager; schmächtig; gebrechlich; nichtig; dürftig; hager; karg; kärglich; kränklich; fein; schwach; gläsern; schütter; schlank; leichtgebaut; zart; zierlich; zerbrechlich; rank; grazil; zierlich gebaut
-
Wiktionary:
- dun → dünn
- dun → schlacksig, schlank, spärlich, dünn
Duits
Uitgebreide vertaling voor Dunst (Duits) in het Nederlands
Dunst:
Vertaal Matrix voor Dunst:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
heiigheid | Anflug; Duft; Dunst; Hauch; Nebel; Nebelichkeit; Schleier | |
mist | Dampf; Dunst; Nebel; Qualm; Schleier | |
mussehagel | Dunst | |
nevel | Dampf; Dunst; Nebel; Qualm; Schleier | |
uitwaseming | Dampf; Dunst; Nebel | |
waas | Anflug; Dampf; Duft; Dunst; Hauch; Nebel; Nebelichkeit; Qualm; Schleier | Anflug; Anstrich; Schimmer; Spur |
wasem | Dampf; Dunst; Nebel | |
zichtbare damp | Dampf; Dunst; Nebel |
Synoniemen voor "Dunst":
Wiktionary: Dunst
dünen:
-
dünen (schaukeln; fließen; wallen; schlingen; winken; schleudern; wogen; wiegen; pendeln; schlingern; schwingen; schwenken; herumfliegen; schwanken; wackeln; baumeln; flattern; schmettern; wippen; schlittern; schlenkern; watscheln; schlackern; tänzeln; sichwellen)
Conjugations for dünen:
Präsens
- düne
- dünst
- dünt
- dünen
- dünt
- dünen
Imperfekt
- dünte
- düntest
- dünte
- dünten
- düntet
- dünten
Perfekt
- habe gedünt
- hast gedünt
- hat gedünt
- haben gedünt
- habt gedünt
- haben gedünt
1. Konjunktiv [1]
- düne
- dünest
- düne
- dünen
- dünet
- dünen
2. Konjunktiv
- dünte
- düntest
- dünte
- dünten
- düntet
- dünten
Futur 1
- werde dünen
- wirst dünen
- wird dünen
- werden dünen
- werdet dünen
- werden dünen
1. Konjunktiv [2]
- würde dünen
- würdest dünen
- würde dünen
- würden dünen
- würdet dünen
- würden dünen
Diverses
- dün!
- dünt!
- dünen Sie!
- gedünt
- dünend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor dünen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
golven | Schwalle | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
deinen | baumeln; dünen; flattern; fließen; herumfliegen; pendeln; schaukeln; schlackern; schlenkern; schleudern; schlingen; schlingern; schlittern; schmettern; schwanken; schwenken; schwingen; sichwellen; tänzeln; wackeln; wallen; watscheln; wiegen; winken; wippen; wogen | |
golven | baumeln; dünen; flattern; fließen; herumfliegen; pendeln; schaukeln; schlackern; schlenkern; schleudern; schlingen; schlingern; schlittern; schmettern; schwanken; schwenken; schwingen; sichwellen; tänzeln; wackeln; wallen; watscheln; wiegen; winken; wippen; wogen | fließen; strömen; wellenförmig |
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor Dunst (Nederlands) in het Duits
Dunst vorm van dun:
-
dun (geen vet op de botten hebbende; mager; schraal; iel; schriel)
dünn; mager; schmächtig; gebrechlich; nichtig; dürftig; hager; karg; kärglich; kränklich-
dünn bijvoeglijk naamwoord
-
mager bijvoeglijk naamwoord
-
schmächtig bijvoeglijk naamwoord
-
gebrechlich bijvoeglijk naamwoord
-
nichtig bijvoeglijk naamwoord
-
dürftig bijvoeglijk naamwoord
-
hager bijvoeglijk naamwoord
-
karg bijvoeglijk naamwoord
-
kärglich bijvoeglijk naamwoord
-
kränklich bijvoeglijk naamwoord
-
-
dun (van geringe dichtheid; ijl)
-
dun (fijngebouwd; slank; tenger; fijn; rank)
schlank; dünn; schmächtig; leichtgebaut; fein; zart; zierlich; zerbrechlich; rank; grazil; zierlich gebaut-
schlank bijvoeglijk naamwoord
-
dünn bijvoeglijk naamwoord
-
schmächtig bijvoeglijk naamwoord
-
leichtgebaut bijvoeglijk naamwoord
-
fein bijvoeglijk naamwoord
-
zart bijvoeglijk naamwoord
-
zierlich bijvoeglijk naamwoord
-
zerbrechlich bijvoeglijk naamwoord
-
rank bijvoeglijk naamwoord
-
grazil bijvoeglijk naamwoord
-
zierlich gebaut bijvoeglijk naamwoord
-