Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Zoek: geschäftig

Duitse en Nederlandse zoekresultaten voor: geschäftig

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. geschäftig:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor geschäftig (Duits) in het Nederlands

geschäftig:

geschäftig bijvoeglijk naamwoord

  1. geschäftig (lustig; gedrängt; heiter; )
    bezet; druk; drukbezet
  2. geschäftig (beschäftigt; aktiv; fleißig; emsig; eifrig)
    actief; bedrijvig; bezig; druk
  3. geschäftig (beschäftigt; wirksam; tätig; )
    actief; bedrijvig; werkzaam; arbeidend; arbeidzaam; werkend; bezig

Vertaal Matrix voor geschäftig:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
druk Auflage; Auflegung; Druck; Finanzielle Last; Last; Pression; Spannung; Zwang
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
actief aktiv; berufstätig; beschäftigt; eifrig; emsig; fleißig; geschäftig; strebsam; tätig; wirksam aktiv; arbeitsam; betriebsam; beweglich; emsig; fleißig; lebendig; lebhaft; munter; quick
arbeidzaam berufstätig; beschäftigt; fleißig; geschäftig; strebsam; tätig; wirksam arbeitsam; fleißig
bedrijvig aktiv; berufstätig; beschäftigt; eifrig; emsig; fleißig; geschäftig; strebsam; tätig; wirksam arbeitsam; betriebsam; emsig; fleißig
bezet angeheitert; eifrig; emsig; existent; fleißig; flott; freudig; freudvoll; frisch; fröhlich; gedrängt; geräuschvoll; geschäftig; gesellig; heiter; lebendig; lebhaft; lustig; munter; quick; vergnüglich; üppig beschäftigt; besetzt; gebucht
bezig aktiv; berufstätig; beschäftigt; eifrig; emsig; fleißig; geschäftig; strebsam; tätig; wirksam arbeitsam; betriebsam; emsig; fleißig
druk aktiv; angeheitert; beschäftigt; eifrig; emsig; existent; fleißig; flott; freudig; freudvoll; frisch; fröhlich; gedrängt; geräuschvoll; geschäftig; gesellig; heiter; lebendig; lebhaft; lustig; munter; quick; vergnüglich; üppig angeregt; ausgelassen; eifrig; emsig; fröhlich; gesellig; heiter; keck; lebendig; lebhaft; lustig; munter; quick; vergnüglich; wohlgemut
drukbezet angeheitert; eifrig; emsig; existent; fleißig; flott; freudig; freudvoll; frisch; fröhlich; gedrängt; geräuschvoll; geschäftig; gesellig; heiter; lebendig; lebhaft; lustig; munter; quick; vergnüglich; üppig
werkend berufstätig; beschäftigt; fleißig; geschäftig; strebsam; tätig; wirksam
werkzaam berufstätig; beschäftigt; fleißig; geschäftig; strebsam; tätig; wirksam
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
arbeidend berufstätig; beschäftigt; fleißig; geschäftig; strebsam; tätig; wirksam

Synoniemen voor "geschäftig":


Wiktionary: geschäftig

geschäftig
adjective
  1. unentwegt tätig, sich mit etwas beschäftigend
Cross Translation:
FromToVia
• geschäftig → druk; levendig; kras; kwiek; opgewekt; rap; tierig; vief; wakker; actief; bedrijvend; werkdadig; werkend; werkzaam; bedrijvig ↔ actif — Qui agir ou qui a la vertu d’agir.
• geschäftig → actief; bedrijvend; werkdadig; werkend; werkzaam; bedrijvig ↔ agissant — Qui agir, qui se donner beaucoup de mouvement.
• geschäftig → actief; bedrijvend; werkdadig; werkend; werkzaam; bedrijvig; effectief; werkelijk; daadwerkelijk ↔ effectif — Qui est réellement et de fait, qui produit un résultat réel.
• geschäftig → moeilijk; moeitevol; moeizaam; zuur; zwaar; arbeidzaam; ijverig; nijver; vlijtig; werkzaam; naarstig ↔ laborieux — Qui travaille beaucoup, qui aime le travail.
• geschäftig → actief; bedrijvend; werkdadig; werkend; werkzaam; bedrijvig; drastisch ↔ énergique — Qui a de l’énergie.

Computer vertaling door derden:






Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0575 seconde
Page rendered in 1.0 seconds