Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Zoek: Fang

Duitse en Nederlandse zoekresultaten voor: Fang

Overzicht

Duits naar Nederlands: Meer gegevens...

Fang:
- vang; onderschepping; vangst
Wiktionary:
- Fang → klauw, hoektand, succes, vangst
- Fang → vangst, vangen, opvangen, vissen

Duits

Uitgebreide vertaling voor Fang (Duits) in het Nederlands

Fang:

Fang [der ~] zelfstandig naamwoord

der Fang
de vang
- vang [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
der Fang (Abfang)
de onderschepping; de vangst
- onderschepping [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- vangst [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Fang:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
onderschepping	Abfang; Fang
vang	Fang
vangst	Abfang; Fang	Beute

Synoniemen voor "Fang":

Fischzug
Diebesbeute; Diebesgut; Hehlerware; Raubgut; Sore; vom Laster gefallen; vom LKW gefallen

Wiktionary: Fang

Fang

noun

Jägersprache, nur im Plural: Klauen oder Krallenfuß von Greifvogel
- Fang → klauw
Jägersprache, nur im Plural: Fangwerkzeuge von Raubtieren, insbesondere Reißzahn
- Fang → hoektand
übertragen: Ausbeute, Erfolg
- Fang → succes
erbeutetes Gut, besonders auf die Tierjagd bezogen
- Fang → vangst

Cross Translation:

From	To	Via
• Fang	→ vangst	↔ catch — a find, in particular a boyfriend/girlfriend (jump)
• Fang	→ vangen; opvangen	↔ catch — the act of catching a ball (jump)
• Fang	→ vangst	↔ catch — that which is captured or caught (jump)
• Fang	→ vissen	↔ pêche — Recherche, quête