Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Beigeschmack:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Beigeschmack (Duits) in het Nederlands

Beigeschmack:

Beigeschmack [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Beigeschmack (Nebengeschmack)
    de bijsmaak
    • bijsmaak [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. der Beigeschmack (Nebengeschmack)
    niet pluis zijn; het bijsmaakje

Vertaal Matrix voor Beigeschmack:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bijsmaak Beigeschmack; Nebengeschmack
bijsmaakje Beigeschmack; Nebengeschmack
niet pluis zijn Beigeschmack; Nebengeschmack

Wiktionary: Beigeschmack

Beigeschmack
  1. übertragen: ein nebensächlicher, meist unerwünschter Anteil einer Sache (z.B. einer Äußerung)
Beigeschmack
noun
  1. een extra smaak die er eigenlijk niet bij hoort
  2. een minder aangename meewerkende factor
  3. spoor.

Cross Translation:
FromToVia
Beigeschmack connotatie; gevoelswaarde; associatie; bijklank; bijbetekenis connotation — suggested or implied meaning