Duits

Uitgebreide vertaling voor Rochen (Duits) in het Nederlands

Rochen:

Rochen [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Rochen (Roggen)
    de rog
    • rog [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Rochen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
rog Rochen; Roggen

Wiktionary: Rochen

Rochen
noun
  1. vissen|nld Batoidei of Hypotremata, een brede platte kraakbeenvis met een smalle staart

Cross Translation:
FromToVia
Rochen rog ray — marine fish with a flat body, large wing-like fins, and a whip-like tail
Rochen lijn; streep; streek; schreef; band; reep; strook; straal; scheiding; haarscheiding; haal; schrap; wapenbalk raieligne tracer sur une surface.
Rochen rog; Roggen raie — zoologie|nocat=1 Une des espèces de poissons cartilagineux, de forme plate, sans vessie natatoire, ayant 5 à 7 paires de fente branchiale ventrales, aux 2 yeux dorsaux. note Ce nom général correspond en fait à de très nombreuses espèces.

riechen:

riechen werkwoord (rieche, riechst, riecht, roch, rocht, gerochen)

  1. riechen (stinken)
    ruiken
    – waarnemen met je neus 1
    • ruiken werkwoord (ruik, ruikt, rook, roken, geroken)
      • ik ruik al wat we eten1
    rieken; geuren; een geur verspreiden
  2. riechen (stinken)
    stinken; meuren; een luchtje hebben; rieken; walmen; geuren
    • stinken werkwoord (stink, stinkt, stonk, stonken, gestonken)
    • meuren werkwoord (meur, meurt, meurde, meurden, gemeurd)
    • een luchtje hebben werkwoord
    • rieken werkwoord (riek, riekt, riekte, riekten, geriekt)
    • walmen werkwoord (walm, walmt, walmde, walmden, gewalmd)
    • geuren werkwoord (geur, geurt, geurde, geurden, gegeurd)
    ruiken
    – een geur verspreiden 1
    • ruiken werkwoord (ruik, ruikt, rook, roken, geroken)
      • dat parfum ruikt heerlijk1

Conjugations for riechen:

Präsens
  1. rieche
  2. riechst
  3. riecht
  4. riechen
  5. riecht
  6. riechen
Imperfekt
  1. roch
  2. rochst
  3. roch
  4. rochen
  5. rocht
  6. rochen
Perfekt
  1. habe gerochen
  2. hast gerochen
  3. hat gerochen
  4. haben gerochen
  5. habt gerochen
  6. haben gerochen
1. Konjunktiv [1]
  1. rieche
  2. riechest
  3. rieche
  4. riechen
  5. riechet
  6. riechen
2. Konjunktiv
  1. röche
  2. röchest
  3. röche
  4. röchen
  5. röcht
  6. röchen
Futur 1
  1. werde riechen
  2. wirst riechen
  3. wird riechen
  4. werden riechen
  5. werdet riechen
  6. werden riechen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde riechen
  2. würdest riechen
  3. würde riechen
  4. würden riechen
  5. würdet riechen
  6. würden riechen
Diverses
  1. riech!
  2. riecht!
  3. riechen Sie!
  4. gerochen
  5. riechend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor riechen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
een geur verspreiden riechen; stinken
een luchtje hebben riechen; stinken
geuren riechen; stinken auffallen; glänzen; prahlen; prunken; zeigen; zur Schau stellen
meuren riechen; stinken schlafen; schlummern
rieken riechen; stinken
ruiken riechen; stinken
stinken riechen; stinken
walmen riechen; stinken qualmen

Synoniemen voor "riechen":


Wiktionary: riechen

riechen
verb
  1. een sterke geur of stank verspreiden
  2. een geur waarnemen
  3. een geur verspreiden

Cross Translation:
FromToVia
riechen ruiken smell — sense with nose
riechen ruiken; geuren smell — have the smell of
riechen ruiken; geuren; stinken smell — have a particular smell
riechen geuren; rieken; ruiken embaumerintroduire dans un cadavre des substances propres à empêcher qu’il ne se corrompre.
riechen ruiken flairerchercher à découvrir par l’odeur, en parlant du chien et de certains animaux.
riechen voelen; gewaarworden; aanvoelen; gevoelen; tasten; betasten; bevoelen; geuren; rieken; ruiken sentir — Traductions à trier suivant le sens