Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Zoek: Durcheinander

Duitse en Nederlandse zoekresultaten voor: Durcheinander

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. durcheinander:
  2. Durcheinander:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Durcheinander (Duits) in het Nederlands

durcheinander:

durcheinander bijvoeglijk naamwoord

  1. durcheinander (fahrlässig; zerzaust; schlampig; )
    door elkaar; dooreen
  2. durcheinander (verwirrt; wirr; verstört; konfus)
    doorelkaar; in de war
  3. durcheinander (verwirrt; verworren; konfus; )
    verward; in de war; ondersteboven; geestelijk verward
  4. durcheinander (über den Haufen)
    dooreen; in de war; overhoop
  5. durcheinander (asozial; ungeordnet; ungeregelt; chaotisch; unordentlich)
    asociaal; onmaatschappelijk
  6. durcheinander (ungeregelt; chaotisch; ungeordnet; )
    ongeregeld; slordig; rommelig; onordelijk; wanordelijk; ordeloos
  7. durcheinander (verwirrt)
    warrig
    • warrig bijvoeglijk naamwoord
  8. durcheinander
    door elkaar heen
  9. durcheinander (verschwommen wahrnehmbar; verwirrt; wirr; verstört; konfus)
    diffuus; vaag waarneembaar
  10. durcheinander (unordentlich; chaotisch; ungeordnet; ungeregelt)
    chaotisch; rommelig

Vertaal Matrix voor durcheinander:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
asociaal asozial; chaotisch; durcheinander; ungeordnet; ungeregelt; unordentlich
chaotisch chaotisch; durcheinander; ungeordnet; ungeregelt; unordentlich
diffuus durcheinander; konfus; verschwommen wahrnehmbar; verstört; verwirrt; wirr
ongeregeld chaotisch; durcheinander; nachlässig; schlampig; ungeordnet; ungeregelt; unordentlich; unregelmäßig; zerzaust regellos; ungeordnet; ungeregelt; wüst
onmaatschappelijk asozial; chaotisch; durcheinander; ungeordnet; ungeregelt; unordentlich
onordelijk chaotisch; durcheinander; nachlässig; schlampig; ungeordnet; ungeregelt; unordentlich; unregelmäßig; zerzaust chaotisch; ungeordnet; unordentlich; wüst
ordeloos chaotisch; durcheinander; nachlässig; schlampig; ungeordnet; ungeregelt; unordentlich; unregelmäßig; zerzaust chaotisch; nicht organisiert; ungeordnet; unordentlich; wüst
rommelig chaotisch; durcheinander; nachlässig; schlampig; ungeordnet; ungeregelt; unordentlich; unregelmäßig; zerzaust
slordig chaotisch; durcheinander; nachlässig; schlampig; ungeordnet; ungeregelt; unordentlich; unregelmäßig; zerzaust ekelhaft; faul; fett; fettig; fleckig; krätzig; lumpig; räudig; schlammig; schlampig; schlottrig; schmierig; schmuddelig; schmutzig; stinkig; trübe; unordentlich; verkommen; widerlich
verward durcheinander; irre; konfus; verstört; verwirrt; verworren; wirr geistig durcheinander; irre; verwirrt
wanordelijk chaotisch; durcheinander; nachlässig; schlampig; ungeordnet; ungeregelt; unordentlich; unregelmäßig; zerzaust chaotisch; ungeordnet; unordentlich; wüst
warrig durcheinander; verwirrt
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dooreen durcheinander; fahrlässig; kunterbunt; schlampig; sorglos; unachtsam; unordentlich; zerzaust; über den Haufen
overhoop durcheinander; über den Haufen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
door elkaar durcheinander; fahrlässig; kunterbunt; schlampig; sorglos; unachtsam; unordentlich; zerzaust
door elkaar heen durcheinander
doorelkaar durcheinander; konfus; verstört; verwirrt; wirr
geestelijk verward durcheinander; irre; konfus; verstört; verwirrt; verworren; wirr geistig durcheinander; irre; verwirrt
in de war durcheinander; irre; konfus; verstört; verwirrt; verworren; wirr; über den Haufen geistig durcheinander; irre; verwirrt
ondersteboven durcheinander; irre; konfus; verstört; verwirrt; verworren; wirr das Unterste zuoberst gekehrt; geistig durcheinander; irre; verwirrt
vaag waarneembaar durcheinander; konfus; verschwommen wahrnehmbar; verstört; verwirrt; wirr

Synoniemen voor "durcheinander":


Durcheinander:

Durcheinander [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Durcheinander (Schutthaufen; Pfuscherei; Chaos; )
    de rotzooi; de puinhoop; de zooi; het zootje; de rommel; de troep; de bende; de puinzooi
    • rotzooi [de ~] zelfstandig naamwoord
    • puinhoop [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • zooi [de ~] zelfstandig naamwoord
    • zootje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • rommel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • troep [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • bende [de ~] zelfstandig naamwoord
    • puinzooi [de ~] zelfstandig naamwoord
  2. Durcheinander
    de beestenboel
  3. Durcheinander (Unordnung; Chaos)
    de wanorde; de wanordelijkheid; het zooitje
  4. Durcheinander (Chaos; Wirbel; Verwirrung; )
    de wanorde; de chaos; de puinhoop; de heksenketel; de wanordelijkheid; het zootje; regelloosheid; de keet
  5. Durcheinander (Scherrerei; Gezänk)
    het geharrewar
  6. Durcheinander (Gemisch; Mischung; Melange)
    de menging
    • menging [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  7. Durcheinander (ungeordnetes Treiben; Treiben)
    rommelig gedoe
  8. Durcheinander (Sauwirtschaft; Krempel; Sammelsurium; )
    het soepzootje
  9. Durcheinander (Chaos; Rummel; Wirrwarr)
    de knoeiboel; de rommel; de warboel; het zootje; de warhoop; de troep; de warwinkel
    • knoeiboel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • rommel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • warboel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • zootje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • warhoop [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • troep [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • warwinkel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  10. Durcheinander (Wirrwarr; Chaos; Unordnung; )
    de wirwar
    • wirwar [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Durcheinander:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beestenboel Durcheinander
bende Chaos; Durcheinander; Pfuscherei; Sauwirtschaft; Schmiererei; Schutthaufen; Sudelei; Trümmerhaufen; Wirrwarr Anhäufung; Ansammlung; Aufhäufung; Bande; Clan; Haufen; Horde; Menge; Schar; Truppe; Zusammenrottung
chaos Chaos; Durcheinander; Gewirr; Unordnung; Verwirrung; Verworrenheit; Verwüstung; Wirbel; Wirrwarr
geharrewar Durcheinander; Gezänk; Scherrerei
heksenketel Chaos; Durcheinander; Gewirr; Unordnung; Verwirrung; Verworrenheit; Verwüstung; Wirbel; Wirrwarr Andrang; Beschäftigung; Betriebsamkeit; Emsigkeit; Gebrüll; Gedränge; Gedrängtheit; Geschäftigkeit; Geselligkeit; Getreibe; Getue; Getöse; Gewimmel; Gewirr; Gewühl; Lebendigkeit; Lebhaftigkeit; Regsamkeit; Rummel; Spektakel; Trara; Treiben; Trubel; reges Leben
keet Chaos; Durcheinander; Gewirr; Unordnung; Verwirrung; Verworrenheit; Verwüstung; Wirbel; Wirrwarr Baubaracke; Baubude; Bauhütte; Erfreulichkeit; Feudenruf; Flause; Freude; Freudenfest; Freudentaumel; Frohsinn; Fröhlichkeit; Gaudi; Gefallen; Genuß; Geselligkeit; Glückseligkeit; Heiterkeit; Hilarität; Jubel; Jux; Keckheit; Lebhaftigkeit; Lust; Lustigkeit; Narrheit; Scherz; Schäkerei; Seligkeit; Spaß; Spaßen; Spleen; Torheit; Ulk; Unsinn; Vergnügen; Verrücktheit
knoeiboel Chaos; Durcheinander; Rummel; Wirrwarr
menging Durcheinander; Gemisch; Melange; Mischung
puinhoop Chaos; Durcheinander; Gewirr; Pfuscherei; Sauwirtschaft; Schmiererei; Schutthaufen; Sudelei; Trümmerhaufen; Unordnung; Verwirrung; Verworrenheit; Verwüstung; Wirbel; Wirrwarr
puinzooi Chaos; Durcheinander; Pfuscherei; Sauwirtschaft; Schmiererei; Schutthaufen; Sudelei; Trümmerhaufen; Wirrwarr
regelloosheid Chaos; Durcheinander; Gewirr; Unordnung; Verwirrung; Verworrenheit; Verwüstung; Wirbel; Wirrwarr
rommel Chaos; Durcheinander; Pfuscherei; Rummel; Sauwirtschaft; Schmiererei; Schutthaufen; Sudelei; Trümmerhaufen; Wirrwarr Abfall; Kram; Krempel; Krimskrams; Müll; Schund; Zeug; wertloses Zeug
rommelig gedoe Durcheinander; Treiben; ungeordnetes Treiben
rotzooi Chaos; Durcheinander; Pfuscherei; Sauwirtschaft; Schmiererei; Schutthaufen; Sudelei; Trümmerhaufen; Wirrwarr Abfall; Bruch; Kram; Rommel; Schutt; Schweinerei; Trümmer
soepzootje Chaos; Durcheinander; Kram; Krempel; Plunder; Sammelsurium; Sauwirtschaft
troep Chaos; Durcheinander; Pfuscherei; Rummel; Sauwirtschaft; Schmiererei; Schutthaufen; Sudelei; Trümmerhaufen; Wirrwarr Ansammlung; Bande; Gedränge; Gemenge; Getreibe; Haufen; Herde; Horde; Kram; Masse; Menge; Menschenmenge; Meute; Rommel; Schar; Schwarm; Schweinerei; Trupp; Volksmenge; Zusammenrottung
wanorde Chaos; Durcheinander; Gewirr; Unordnung; Verwirrung; Verworrenheit; Verwüstung; Wirbel; Wirrwarr
wanordelijkheid Chaos; Durcheinander; Gewirr; Unordnung; Verwirrung; Verworrenheit; Verwüstung; Wirbel; Wirrwarr Nachlässigkeit; Schlamperei; Unordentlichkeit; Unordnung; Übel
warboel Chaos; Durcheinander; Rummel; Wirrwarr Irrgarten; Labyrinth
warhoop Chaos; Durcheinander; Rummel; Wirrwarr
warwinkel Chaos; Durcheinander; Rummel; Wirrwarr
wirwar Chaos; Durcheinander; Gewirr; Mischmasch; Sammelsurium; Unordnung; Wirrwarr
zooi Chaos; Durcheinander; Pfuscherei; Sauwirtschaft; Schmiererei; Schutthaufen; Sudelei; Trümmerhaufen; Wirrwarr
zooitje Chaos; Durcheinander; Unordnung
zootje Chaos; Durcheinander; Gewirr; Pfuscherei; Rummel; Sauwirtschaft; Schmiererei; Schutthaufen; Sudelei; Trümmerhaufen; Unordnung; Verwirrung; Verworrenheit; Verwüstung; Wirbel; Wirrwarr

Synoniemen voor "Durcheinander":


Wiktionary: Durcheinander

Durcheinander
noun
  1. een bende
Cross Translation:
FromToVia
• Durcheinander → rotzooi; rommel ↔ clutter — a confused disordered jumble of things
• Durcheinander → mengelmoes ↔ jumble — A mixture of unrelated things
• Durcheinander → puinhoop; zootje ↔ mess — a disagreeable mixture or confusion of things…

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van Durcheinander







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.1431 seconde
Page rendered in 1.0 seconds