Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Zoek: unterhaltend

Duitse en Nederlandse zoekresultaten voor: unterhaltend

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. unterhaltend:
  2. unterhandeln:
  3. unterhalten:
  4. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor unterhaltend (Duits) in het Nederlands

unterhaltend:

unterhaltend bijvoeglijk naamwoord

  1. unterhaltend (umgänglich; gesellig; unterhaltsam)
    sociabel; gezellig; onderhoudend
  2. unterhaltend (unterhaltsam; amüsant; ergötzlich)
    vermakelijk; amusant; onderhoudend

Vertaal Matrix voor unterhaltend:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
amusant amüsant; ergötzlich; unterhaltend; unterhaltsam
gezellig gesellig; umgänglich; unterhaltend; unterhaltsam gemutlich; wohlfühlend
onderhoudend amüsant; ergötzlich; gesellig; umgänglich; unterhaltend; unterhaltsam
sociabel gesellig; umgänglich; unterhaltend; unterhaltsam
vermakelijk amüsant; ergötzlich; unterhaltend; unterhaltsam

Wiktionary: unterhaltend

Cross Translation:
FromToVia
• unterhaltend → boertig; luimig; schertsend; eigenaardig; gek; raar; vreemd; vreemdsoortig; wonderlijk; grappig; lachwekkend; koddig; komisch; moppig; amusant; aardig; leuk; vermakelijk ↔ drôle — Comique, marrant, rigolo. (Sens général).

unterhandeln:

unterhandeln werkwoord (unterhandele, unterhandelst, unterhandelt, unterhandelte, unterhandeltet, unterhandelt)

  1. unterhandeln (handeln; feilschen)
    afdingen; dingen
    • afdingen werkwoord (ding af, dingt af, dong af, dongen af, afgedongen)
    • dingen werkwoord (ding, dingt, dingde, dingden, gedingd)
  2. unterhandeln (vermitteln)
    bemiddelen; tussenkomen
    • bemiddelen werkwoord (bemiddel, bemiddelt, bemiddelde, bemiddelden, bemiddeld)
    • tussenkomen werkwoord (kom tussen, komt tussen, kwam tussen, kwamen tussen, tussengekomen)

Conjugations for unterhandeln:

Präsens
  1. unterhandele
  2. unterhandelst
  3. unterhandelt
  4. unterhandelen
  5. unterhandelt
  6. unterhandelen
Imperfekt
  1. unterhandelte
  2. unterhandeltest
  3. unterhandelte
  4. unterhandelten
  5. unterhandeltet
  6. unterhandelten
Perfekt
  1. habe unterhandelt
  2. hast unterhandelt
  3. hat unterhandelt
  4. haben unterhandelt
  5. habt unterhandelt
  6. haben unterhandelt
1. Konjunktiv [1]
  1. unterhandele
  2. unterhandelest
  3. unterhandele
  4. unterhandelen
  5. unterhandelet
  6. unterhandelen
2. Konjunktiv
  1. unterhandelte
  2. unterhandeltest
  3. unterhandelte
  4. unterhandelten
  5. unterhandeltet
  6. unterhandelten
Futur 1
  1. werde unterhandeln
  2. wirst unterhandeln
  3. wird unterhandeln
  4. werden unterhandeln
  5. werdet unterhandeln
  6. werden unterhandeln
1. Konjunktiv [2]
  1. würde unterhandeln
  2. würdest unterhandeln
  3. würde unterhandeln
  4. würden unterhandeln
  5. würdet unterhandeln
  6. würden unterhandeln
Diverses
  1. unterhandel!
  2. unterhandelt!
  3. unterhandelen Sie!
  5. unterhandelt
  6. unterhaltend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor unterhandeln:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afdingen Abfeilschen; Feilschen; Gefeilsche
dingen Besitztümer; Dinge; Dinger; Güter; Inventar; Sachen; Zeug
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afdingen feilschen; handeln; unterhandeln abfeilschen; abhandeln; feilschen; handeln; herunterhandeln
bemiddelen unterhandeln; vermitteln eingreifen; einschreiten; interferieren; intervenieren; schlichten; sich einmischen; unterbrechen; vermitteln; zusammenfallen; zusammentreffen
dingen feilschen; handeln; unterhandeln
tussenkomen unterhandeln; vermitteln eingreifen; einschreiten; interferieren; intervenieren; schlichten; sich einmischen; unterbrechen; vermitteln; zusammenfallen; zusammentreffen

Wiktionary: unterhandeln

Cross Translation:
FromToVia
• unterhandeln → behandelen; onderhandelen; bewerken ↔ traiter — Traductions à trier suivant le sens

unterhalten:

unterhalten bijvoeglijk naamwoord

  1. unterhalten (versorgt; gutgepflegt)
    onderhouden; verzorgd

unterhalten werkwoord (unterhalte, unterhälst, unterhält, unterhielt, unterhieltet, unterhalten)

  1. unterhalten (amüsieren; ablenken; zerstreuen; ableiten)
    vermaken; bezig houden; iemand amuseren
    • vermaken werkwoord (vermaak, vermaakt, vermaakde, vermaakden, vermaakt)
    • bezig houden werkwoord (houd bezig, houdt bezig, hield bezig, hielden bezig, bezig gehouden)
    • iemand amuseren werkwoord
  2. unterhalten (genießen; amüsieren; ergötzen; belustigen)
    genieten
    – er plezier aan beleven 1
    • genieten werkwoord (geniet, genoot, genoten, genoten)
      • we hebben erg genoten van die muziek1
    amuseren; genot hebben van
  3. unterhalten (finanziell unterstützen; versorgen; ernähren; aushalten)
    financieel steunen; onderhouden
  4. unterhalten (beschäftigt sein; plaudern; telefonieren; )
    in gesprek zijn; bezet zijn
    • in gesprek zijn werkwoord (ben in gesprek, bent in gesprek, is in gesprek, was in gesprek, waren in gesprek, in gesprek geweest)
    • bezet zijn werkwoord
  5. unterhalten (beschäftigen; sich beschäftigen)
    zich bezighouden met
  6. unterhalten (gutdünken; gefallen; belustigen; )
    believen; aanstaan; goeddunken
    • believen werkwoord (belief, belieft, beliefde, beliefden, beliefd)
    • aanstaan werkwoord (sta aan, staat aan, stond aan, stonden aan, aangestaan)
    • goeddunken werkwoord (dunk goed, dunkt goed, dacht goed, dachten goed, goedgedacht)

Conjugations for unterhalten:

Präsens
  1. unterhalte
  2. unterhälst
  3. unterhält
  4. unterhalten
  5. unterhaltt
  6. unterhalten
Imperfekt
  1. unterhielt
  2. unterhielst
  3. unterhielt
  4. unterhielten
  5. unterhieltet
  6. unterhielten
Perfekt
  1. habe unterhalten
  2. hast unterhalten
  3. hat unterhalten
  4. haben unterhalten
  5. habt unterhalten
  6. haben unterhalten
1. Konjunktiv [1]
  1. unterhalte
  2. unterhaltest
  3. unterhalte
  4. unterhalten
  5. unterhaltet
  6. unterhalten
2. Konjunktiv
  1. unterhälte
  2. unterhältest
  3. unterhälte
  4. unterhälten
  5. unterhältet
  6. unterhälten
Futur 1
  1. werde unterhalten
  2. wirst unterhalten
  3. wird unterhalten
  4. werden unterhalten
  5. werdet unterhalten
  6. werden unterhalten
1. Konjunktiv [2]
  1. würde unterhalten
  2. würdest unterhalten
  3. würde unterhalten
  4. würden unterhalten
  5. würdet unterhalten
  6. würden unterhalten
Diverses
  1. unterhalt!
  2. unterhaltt!
  3. unterhalten Sie!
  5. unterhalten
  6. unterhaltend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor unterhalten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
amuseren Amüsieren
believen Belieben; Gutdünken
genieten Genuß; Wonne
goeddunken Belieben; Gutdünken
vermaken Amüsieren
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanstaan amüsieren; belieben; belustigen; ergötzen; gefallen; gutdünken; unterhalten gefallen; in Wirkung sein; passen; schmecken
amuseren amüsieren; belustigen; ergötzen; genießen; unterhalten
believen amüsieren; belieben; belustigen; ergötzen; gefallen; gutdünken; unterhalten helfen; müssen; sollen; wollen
bezet zijn beschäftigt sein; kommunizieren; mit einander reden; mit einander sprechen; plaudern; reden; sichunterhalten; telefonieren; unterhalten
bezig houden ableiten; ablenken; amüsieren; unterhalten; zerstreuen
financieel steunen aushalten; ernähren; finanziell unterstützen; unterhalten; versorgen
genieten amüsieren; belustigen; ergötzen; genießen; unterhalten
genot hebben van amüsieren; belustigen; ergötzen; genießen; unterhalten
goeddunken amüsieren; belieben; belustigen; ergötzen; gefallen; gutdünken; unterhalten
iemand amuseren ableiten; ablenken; amüsieren; unterhalten; zerstreuen
in gesprek zijn beschäftigt sein; kommunizieren; mit einander reden; mit einander sprechen; plaudern; reden; sichunterhalten; telefonieren; unterhalten
onderhouden aushalten; ernähren; finanziell unterstützen; unterhalten; versorgen im Stand erhalten
vermaken ableiten; ablenken; amüsieren; unterhalten; zerstreuen hinterlassen; jemandem etwas hinterlassen; nachlassen; vererben; vermachen; zurücklassen
zich bezighouden met beschäftigen; sich beschäftigen; unterhalten
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
verzorgd gutgepflegt; unterhalten; versorgt
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
onderhouden gutgepflegt; unterhalten; versorgt

Synoniemen voor "unterhalten":


Wiktionary: unterhalten

unterhalten
verb
  1. zorgen dat iets in goede staat blijft
  2. zich onderhouden: een gesprek houden met iemand
  3. iemand prettig en leuk bezighouden
Cross Translation:
FromToVia
• unterhalten → kletsen; babbelen ↔ chat — be engaged in informal conversation
• unterhalten → babbelen; kletsen ↔ chat — talk more than a few words
• unterhalten → amuseren; vermaken ↔ entertain — to amuse
• unterhalten → handhaven ↔ maintain — to keep up
• unterhalten → amuseren; onderhouden; opvrolijken; vermaken ↔ amuser — divertir par des choses agréables.
• unterhalten → afleiden; verstrooien ↔ distraire — détourner de quelque application.
• unterhalten → dragen; schoren; steunen; ondersteunen; ruggesteunen; schragen; behouden; bergen; bewaren; conserveren; handhaven; onderhouden; overhouden; doorgaan; verder gaan met; vervolgen; voortgaan; voortzetten ↔ maintenir — tenir ferme et fixe.

Computer vertaling door derden:






Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0784 seconde
Page rendered in 1.0 seconds