Overzicht
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
-
trauen:
-
Wiktionary:
trauen → durven
trauen → trouwen, in het huwelijk treden, in de echt verbinden, uithuwelijken - Gebruikers suggesties voor trauen:
vertrouwen, trouwen -
Synoniemen voor "trauen":
ehelichen; heiraten; Hochzeit machen; sich das Ja-Wort geben; vermählen; zum Mann nehmen; zur Frau nehmen
zutrauen; es wagen
aus dem Fenster lehnen; wagen; auf schmalem Grat wandern; in tiefes Wasser gehen; mutig sein; Risiko auf sich nehmen; riskieren
unter die Haube bringen; verheiraten
-
Wiktionary:
Duits
Uitgebreide vertaling voor trauen (Duits) in het Nederlands
trauen:
Synoniemen voor "trauen":
Wiktionary: trauen
trauen
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• trauen | → trouwen; in het huwelijk treden; in de echt verbinden; uithuwelijken | ↔ marier — Unir un homme et une femme (sens général) |