Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Zufall:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Zufall (Duits) in het Nederlands

Zufall:

Zufall [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Zufall (Zufälligkeit)
    de toeval; de toevalligheid

Vertaal Matrix voor Zufall:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
toeval Zufall; Zufälligkeit
toevalligheid Zufall; Zufälligkeit

Synoniemen voor "Zufall":


Wiktionary: Zufall

Zufall
noun
  1. das nicht Vorhersehbare, das nicht Beabsichtigte
Zufall
noun
  1. een gebeurtenis of omstandigheid die vooraf niet te voorzien of niet te berekenen is geweest

Cross Translation:
FromToVia
Zufall toeval chance — random occurrence
Zufall toeval hazard — chance
Zufall toevalligheid; toeval hasard — Fortune, sort, destin ; cas fortuit, imprévu

Verwante vertalingen van Zufall