Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Türgriff:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Türgriff (Duits) in het Nederlands

Türgriff:

Türgriff [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Türgriff (Handgriff; Henkel; Stiel)
    de deurklink; de deurkruk; de kruk
    • deurklink [de ~] zelfstandig naamwoord
    • deurkruk [de ~] zelfstandig naamwoord
    • kruk [de ~] zelfstandig naamwoord
  2. der Türgriff
    de deurknop
    • deurknop [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Türgriff:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
deurklink Handgriff; Henkel; Stiel; Türgriff Griff; Handgriff; Hebel; Henkel; Klinke; Krücke
deurknop Türgriff
deurkruk Handgriff; Henkel; Stiel; Türgriff
kruk Handgriff; Henkel; Stiel; Türgriff Griff; Handgriff; Hebel; Henkel; Hocker; Klinke; Krücke; Kurbel; Pendel; Pfuscher; Schemel; Schuster; Schwengel; Stümper; kleiner Hocker

Synoniemen voor "Türgriff":

  • Türknauf
  • Schnalle; Türklinke; Türschnalle

Wiktionary: Türgriff

Türgriff
noun
  1. handvat om de deur te openen of te sluiten