Duits

Uitgebreide vertaling voor drückend (Duits) in het Nederlands

drückend:

drückend bijvoeglijk naamwoord

  1. drückend (schwühl)
    zwoel; benauwd; broeierig
  2. drückend (schwer)
    beklemmend; smartelijk; nijpend; knellend
  3. drückend (umklammernd)
    klemmend; knellend; klemzittend

Vertaal Matrix voor drückend:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beklemmend drückend; schwer bange; bedrängt; beklemmt
benauwd drückend; schwühl bedrängt; beklemmt; dumpf
broeierig drückend; schwühl
klemmend drückend; umklammernd ausdrücklich; dringend; dringend nötig; dringlich; nachdrücklich; notwendig; stringent; überzeugend
nijpend drückend; schwer beißend; empfindlich; nagend
smartelijk drückend; schwer bedauerlich; bedauernswert; beißend; empfindlich; nagend; schmerzlich
zwoel drückend; schwühl
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
klemzittend drückend; umklammernd
knellend drückend; schwer; umklammernd

Synoniemen voor "drückend":

  • beengend; bleiern; feuchtwarm; gewitterschwer; schwül; stickig

Wiktionary: drückend


Cross Translation:
FromToVia
drückend lastig; moeilijk onerous — burdensome

drücken:

drücken werkwoord (drücke, drückst, drückt, drückte, drücktet, gedrückt)

  1. drücken (quetschen; knellen)
    drukken; knellen
    • drukken werkwoord (druk, drukt, drukte, drukten, gedrukt)
    • knellen werkwoord (knel, knelt, knelde, knelden, gekneld)
  2. drücken (klemmen; quetschen)
    persen
    • persen werkwoord (pers, perst, perste, persten, geperst)
  3. drücken (fortschieben; fortdrücken)
    duwen; voortduwen
    • duwen werkwoord (duw, duwt, duwde, duwden, geduwd)
    • voortduwen werkwoord (duw voort, duwt voort, duwde voort, duwden voort, voortgeduwd)
  4. drücken (zwicken; spannen; schnüren; kneifen)
    knellen; strak zitten
    • knellen werkwoord (knel, knelt, knelde, knelden, gekneld)
    • strak zitten werkwoord (zit strak, zat strak, zaten strak, strak gezeten)
  5. drücken (mit jemandem ringen; klemmen; kämpfen; )
    worstelen; met iemand worstelen
  6. drücken (wringen; winden; kämpfen; ringen)

Conjugations for drücken:

Präsens
  1. drücke
  2. drückst
  3. drückt
  4. drücken
  5. drückt
  6. drücken
Imperfekt
  1. drückte
  2. drücktest
  3. drückte
  4. drückten
  5. drücktet
  6. drückten
Perfekt
  1. habe gedrückt
  2. hast gedrückt
  3. hat gedrückt
  4. haben gedrückt
  5. habt gedrückt
  6. haben gedrückt
1. Konjunktiv [1]
  1. drücke
  2. drückest
  3. drücke
  4. drücken
  5. drücket
  6. drücken
2. Konjunktiv
  1. drückte
  2. drücktest
  3. drückte
  4. drückten
  5. drücktet
  6. drückten
Futur 1
  1. werde drücken
  2. wirst drücken
  3. wird drücken
  4. werden drücken
  5. werdet drücken
  6. werden drücken
1. Konjunktiv [2]
  1. würde drücken
  2. würdest drücken
  3. würde drücken
  4. würden drücken
  5. würdet drücken
  6. würden drücken
Diverses
  1. drück!
  2. drückt!
  3. drücken Sie!
  4. gedrückt
  5. drückend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor drücken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
drukken Auflage; Druck
duwen Stöße
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
drukken drücken; knellen; quetschen
duwen drücken; fortdrücken; fortschieben dringen; schieben; vor sich her schieben; vor sich hertreiben; vorschieben; vorwärts treiben
knellen drücken; kneifen; knellen; quetschen; schnüren; spannen; zwicken festhalten; festklammern; klammern; umklammern; zwängen
met iemand worstelen drehen; drücken; klemmen; kämpfen; mit jemandem ringen; ringen; schwingen; winden; wringen
persen drücken; klemmen; quetschen ausdrücken; auspressen; pressen; quetschen
strak zitten drücken; kneifen; schnüren; spannen; zwicken
voortduwen drücken; fortdrücken; fortschieben vor sich hertreiben; vorwärts treiben
worstelen drehen; drücken; klemmen; kämpfen; mit jemandem ringen; ringen; schwingen; winden; wringen kämpfen; ringen; schwingen
zich wringen drücken; kämpfen; ringen; winden; wringen

Synoniemen voor "drücken":


Wiktionary: drücken

drücken
verb
  1. kracht uitoefenen op

Cross Translation:
FromToVia
drücken knuffelen hug — embrace
drücken drukken press — to apply pressure
drücken duwen push — transitive: apply a force to (an object) so that it moves away
drücken zich drukken; zijn plicht ontlopen shirk — avoid a duty
drücken klemmen; knijpen; persen; drukken squeeze — to apply pressure to from two or more sides at once
drücken dringen; haasten; jachten; tot haast aanzetten; urgent zijn; drukken; knellen; persen; pressen; aandrukken; aandringen; accelereren; bespoedigen; verhaasten; versnellen presserexercer une pression, serrer plus ou moins fort.