Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Zoek: Suche

Duitse en Nederlandse zoekresultaten voor: Suche

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Suche:
  2. suchen:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Suche (Duits) in het Nederlands

Suche:

Suche [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Suche (Erkundungsfahrt; Expedition; Jagd; )
    de zoektocht; de speurtocht
  2. die Suche
    de detectie
    • detectie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Suche

  1. Suche (Schnellsuche; Sofortsuche)
    Snel zoeken; Direct zoeken

Vertaal Matrix voor Suche:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
detectie Suche
speurtocht Erkundigung; Erkundung; Erkundungsfahrt; Erkundungsgang; Erkundungsgänge; Erkundungszug; Erkundungszüge; Expedition; Fahndung; Jagd; Suche
zoektocht Erkundigung; Erkundung; Erkundungsfahrt; Erkundungsgang; Erkundungsgänge; Erkundungszug; Erkundungszüge; Expedition; Fahndung; Jagd; Suche
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Snel zoeken Intelligente Suche
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
Direct zoeken Schnellsuche; Sofortsuche; Suche
Snel zoeken Schnellsuche; Sofortsuche; Suche

Synoniemen voor "Suche":


Wiktionary: Suche

Suche
noun
  1. Prozess der Lokalisierung eines gewünschten Objektes; Bemühung darum, etwas Bestimmtes zu finden.
Cross Translation:
FromToVia
• Suche → zoektocht; streeftocht ↔ quest — journey or effort in pursuit of a goal
• Suche → speurtocht; speurwerk; zoektocht; queeste; onderzoek ↔ recherche — action de rechercher.

Suche vorm van suchen:

suchen werkwoord (suche, suchst, sucht, suchte, suchtet, gesucht)

  1. suchen (nachschlagen; aufsuchen; nachsehen; auftreiben)
    opzoeken; naslaan
    • opzoeken werkwoord (zoek op, zoekt op, zocht op, zochten op, opgezocht)
    • naslaan werkwoord (sla na, slaat na, sloeg na, sloegen na, nageslagen)
  2. suchen (forschen; untersuchen; nachgehen; )
    onderzoeken; vorsen; speuren
    • onderzoeken werkwoord (onderzoek, onderzoekt, onderzocht, onderzochten, onderzocht)
    • vorsen werkwoord (vors, vorst, vorste, vorsten, gevorst)
    • speuren werkwoord (speur, speurt, speurde, speurden, gespeurd)
  3. suchen (nachforschen; spüren; schnüffeln; )
    rechercheren; snuffelen; speuren; naspeuring doen
    • rechercheren werkwoord (rechercheer, rechercheert, rechercheerde, rechercheerden, gerechercheerd)
    • snuffelen werkwoord (snuffel, snuffelt, snuffelde, snuffelden, gesnuffeld)
    • speuren werkwoord (speur, speurt, speurde, speurden, gespeurd)
    • naspeuring doen werkwoord
  4. suchen
    zoeken
    • zoeken werkwoord (zoek, zoekt, zocht, zochten, gezocht)
  5. suchen
    vinden
    • vinden werkwoord (vind, vindt, vond, vonden, gevonden)

Conjugations for suchen:

Präsens
  1. suche
  2. suchst
  3. sucht
  4. suchen
  5. sucht
  6. suchen
Imperfekt
  1. suchte
  2. suchtest
  3. suchte
  4. suchten
  5. suchtet
  6. suchten
Perfekt
  1. habe gesucht
  2. hast gesucht
  3. hat gesucht
  4. haben gesucht
  5. habt gesucht
  6. haben gesucht
1. Konjunktiv [1]
  1. suche
  2. suchest
  3. suche
  4. suchen
  5. suchet
  6. suchen
2. Konjunktiv
  1. suchte
  2. suchtest
  3. suchte
  4. suchten
  5. suchtet
  6. suchten
Futur 1
  1. werde suchen
  2. wirst suchen
  3. wird suchen
  4. werden suchen
  5. werdet suchen
  6. werden suchen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde suchen
  2. würdest suchen
  3. würde suchen
  4. würden suchen
  5. würdet suchen
  6. würden suchen
Diverses
  1. such!
  2. sucht!
  3. suchen Sie!
  5. gesucht
  6. suchend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor suchen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
vinden Antreffen; Finden
zoeken Suchen; browsen; durchsuchen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
naslaan aufsuchen; auftreiben; nachschlagen; nachsehen; suchen
naspeuring doen beschnuppern; beschnüffeln; durch die Nase einziehen; fahnden; grasen; nachforschen; schnüffeln; sichern; spähen; spüren; suchen; wittern
onderzoeken ausforschen; befragen; erforschen; erfragen; ergründen; erkunden; erproben; fahnden; forschen; nachforschen; nachgehen; nachspüren; prüfen; spüren; suchen; untersuchen; überprüfen abfühlen; abtasten; ausforschen; ausprobieren; erproben; forschen; inspizieren; kontrollieren; proben; prüfen; testen; untersuchen; überprüfen
opzoeken aufsuchen; auftreiben; nachschlagen; nachsehen; suchen besuchen; vorbeikommen
rechercheren beschnuppern; beschnüffeln; durch die Nase einziehen; fahnden; grasen; nachforschen; schnüffeln; sichern; spähen; spüren; suchen; wittern
snuffelen beschnuppern; beschnüffeln; durch die Nase einziehen; fahnden; grasen; nachforschen; schnüffeln; sichern; spähen; spüren; suchen; wittern durchsuchen; grabbeln; grapschen; grapsen; herumkramen; herumschnüffeln; kramen; rummeln; schachern; schnüffeln; spionieren; stöbern; wühlen
speuren ausforschen; befragen; beschnuppern; beschnüffeln; durch die Nase einziehen; erforschen; erfragen; ergründen; erkunden; erproben; fahnden; forschen; grasen; nachforschen; nachgehen; nachspüren; prüfen; schnüffeln; sichern; spähen; spüren; suchen; untersuchen; wittern; überprüfen herumkramen; schnüffeln; spionieren; stöbern
vinden suchen antreffen; auffinden; ausfindig machen; begegnen; entdecken; finden; trassieren; vorfinden
vorsen ausforschen; befragen; erforschen; erfragen; ergründen; erkunden; erproben; fahnden; forschen; nachforschen; nachgehen; nachspüren; prüfen; spüren; suchen; untersuchen; überprüfen
zoeken suchen Positionierung; absuchen; abtasten

Synoniemen voor "suchen":


Wiktionary: suchen

suchen
verb
  1. transitiv, auch mit nach: sich bemühen, etwas oder jemanden zu finden, das oder der verloren oder versteckt ist
suchen
verb
  1. proberen te vinden
Cross Translation:
FromToVia
• suchen → zoeken ↔ look — to search
• suchen → zoeken ↔ look for — search; seek
• suchen → afzoeken; doorzoeken; zoeken ↔ search — to look throughout (a place) for something
• suchen → zoeken ↔ search — (followed by "for") to look thoroughly
• suchen → zoeken; nastreven ↔ seek — to try to find
• suchen → zoeken; opzoeken; uitkijken; uitzien ↔ chercher — Se donner du mouvement, du soin, de la peine pour découvrir quelqu’un ou quelque chose (Sens général)
• suchen → zoeken; wetenschappelijk onderzoeken; exploreren; nagaan; uitvissen; uitzoeken; vorsen; een enquête houden ↔ rechercher — (1)







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0698 seconde
Page rendered in 1.0 seconds