Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Stollen:
  2. Wiktionary:
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. stollen:
  2. stol:
  3. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Stollen (Duits) in het Nederlands

Stollen:

Stollen [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Stollen (Kaserole; Schale; Schüssel; Gefäß)
    de ovenschaal; de schaal
  2. der Stollen
    de mijngang
    • mijngang [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Stollen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
mijngang Stollen
ovenschaal Gefäß; Kaserole; Schale; Schüssel; Stollen
schaal Gefäß; Kaserole; Schale; Schüssel; Stollen Deckel; Kappe; Muschel; Schale; Schälchen; Schüssel; Schüsselchen

Wiktionary: Stollen

Stollen
noun
  1. een speciaal brood gebakken voor de kerst gevuld met noten, vruchten en spijs

Cross Translation:
FromToVia
Stollen kerststol; kerststronk stollen — a traditional German cake eaten at Christmas time
Stollen tunnel tunnel — an underground or underwater passage



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor Stollen (Nederlands) in het Duits

stollen:

stollen werkwoord (stol, stolt, stolde, stolden, gestold)

  1. stollen (geconcentreerder worden; dikker worden)
    eindicken; verdicken; einkochen
    • eindicken werkwoord (dicke ein, dickst ein, dickt ein, dickte ein, dicktet ein, eingedickt)
    • verdicken werkwoord (verdicke, verdickst, verdickt, verdickte, verdicktet, verdickt)
    • einkochen werkwoord (koche ein, kochst ein, kocht ein, kochte ein, kochtet ein, eingekocht)

Conjugations for stollen:

o.t.t.
  1. stol
  2. stolt
  3. stolt
  4. stollen
  5. stollen
  6. stollen
o.v.t.
  1. stolde
  2. stolde
  3. stolde
  4. stolden
  5. stolden
  6. stolden
v.t.t.
  1. ben gestold
  2. bent gestold
  3. is gestold
  4. zijn gestold
  5. zijn gestold
  6. zijn gestold
v.v.t.
  1. was gestold
  2. was gestold
  3. was gestold
  4. waren gestold
  5. waren gestold
  6. waren gestold
o.t.t.t.
  1. zal stollen
  2. zult stollen
  3. zal stollen
  4. zullen stollen
  5. zullen stollen
  6. zullen stollen
o.v.t.t.
  1. zou stollen
  2. zou stollen
  3. zou stollen
  4. zouden stollen
  5. zouden stollen
  6. zouden stollen
diversen
  1. stol!
  2. stolt!
  3. gestold
  4. stollend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor stollen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
eindicken dikker worden; geconcentreerder worden; stollen dikker worden; door koken dikker worden; indikken; stijf maken; stijven; verdikken; verstarren; verstenen; verstijven
einkochen dikker worden; geconcentreerder worden; stollen behouden; bewaren; conserveren; dikker worden; door koken dikker worden; in blik conserveren; inblikken; indikken; inmaken; inpekelen; inzouten; opzouten; ruim overklassen; verdikken; zouten
verdicken dikker worden; geconcentreerder worden; stollen dikker worden; doen stollen; opstijven; verdikken

Verwante woorden van "stollen":


Wiktionary: stollen

stollen
verb
  1. overgaan van een vloeibare naar een vaste toestand
stollen
  1. zusammenklumpen und ausfallen einer Substanz aus einer Suspension oder Lösung

Cross Translation:
FromToVia
stollen klumpen; Klumpen bilden clot — to form into a clot
stollen koagulieren; gerinnen coagulate — become congealed
stollen zum Gerinnen bringen coagulate — cause to congeal

Stollen vorm van stol:

stol [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de stol
    die Stolle
    • Stolle [die ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor stol:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Stolle stol

Verwante woorden van "stol":


Verwante vertalingen van Stollen