Duits
Uitgebreide vertaling voor Notwendigkeit (Duits) in het Nederlands
Notwendigkeit: (*Woord en zin splitter gebruikt)
- Not: nood; noodtoestand; behoeftigheid; noodwendigheid; zorgen; problemen; sores; ongeluk; ramp; pech; tegenslag; moeilijkheden; ellende; terugslag; onheil; tegenspoed; rampspoed; malheur; onspoed; gebrek; armoede; misère; kwel; kommer
- Wendigkeit: lenigheid; souplesse; wendbaarheid; flexibiliteit; soepelheid; buigzaamheid; beweeglijkheid; volgzaamheid; meegaandheid; ongedurigheid
Notwendigkeit:
Synoniemen voor "Notwendigkeit":
Wiktionary: Notwendigkeit
Notwendigkeit
Cross Translation:
noun
Notwendigkeit
-
eine unvermeidliche Handlung oder Unterlassung, Entscheidung beziehungsweise Gegenstand
- Notwendigkeit → noodzaak
noun
-
iets moeten hebben voor vaak praktische of medische redenen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• Notwendigkeit | → behoefte | ↔ need — something needed |
• Notwendigkeit | → nood; noodzaak | ↔ nécessité — caractère de ce qui est absolument obligatoire, indispensable, de ce dont on ne peut se passer. |