Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. parallel:
  2. Wiktionary:
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. parallel:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor parallel (Duits) in het Nederlands

parallel:

parallel bijvoeglijk naamwoord

  1. parallel (gleichlaufend; synchron)
    parallel; gelijklopend; evenwijdig

Vertaal Matrix voor parallel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
parallel Paralelle
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
evenwijdig gleichlaufend; parallel; synchron
parallel gleichlaufend; parallel; synchron
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gelijklopend gleichlaufend; parallel; synchron

Synoniemen voor "parallel":


Wiktionary: parallel

parallel
adjective
  1. Geometrie: zwei Geraden, die in einer Ebene liegen und sich nicht schneiden, sind parallel
parallel
adjective
  1. in alle punten even ver in loodrechte zin verwijderd zijnde
  2. evenwijdig

Cross Translation:
FromToVia
parallel evenwijdig; parallel parallel — equally distant from one another at all points
parallel parallel; met parallel — having the same overall direction
parallel evenwijdig; parallel parallèle — À égale distance pour tout point



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor parallel (Nederlands) in het Duits

parallel:

parallel bijvoeglijk naamwoord

  1. parallel (evenwijdig; gelijklopend)
    parallel; gleichlaufend; synchron

parallel [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de parallel
    die Paralelle

Vertaal Matrix voor parallel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Paralelle parallel
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
synchron evenwijdig; gelijklopend; parallel gelijktijdig; synchronisch; synchroon
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gleichlaufend evenwijdig; gelijklopend; parallel gelijktijdig; synchroon
parallel evenwijdig; gelijklopend; parallel

Verwante woorden van "parallel":

  • parallellen

Synoniemen voor "parallel":


Verwante definities voor "parallel":

  1. met overal dezelfde tussenruimte1
    • de lijnen lopen parallel aan elkaar1

Wiktionary: parallel

parallel
noun
  1. een cirkel parallel aan de evenaar
adjective
  1. evenwijdig

Cross Translation:
FromToVia
parallel parallel parallel — equally distant from one another at all points
parallel parallel; zu parallel — having the same overall direction
parallel gleichlaufend; parallel parallèle — À égale distance pour tout point