Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Zoek: entstehen

Duitse en Nederlandse zoekresultaten voor: entstehen

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. entstehen:
  2. Entstehen:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor entstehen (Duits) in het Nederlands

entstehen:

entstehen werkwoord (entstehe, entstehst, entsteht, entstand, entstandet, entstanden)

  1. entstehen (entspringen; wachsen)
    ontstaan; voortkomen
    • ontstaan werkwoord (ontsta, ontstaat, ontstond, ontstonden, ontstaan)
    • voortkomen werkwoord (kom voort, komt voort, kwam voort, kwamen voort, voortgekomen)
  2. entstehen (hervorgehen; entspringen)
    uitkomen; voortkomen uit; ontspringen; ontstaan uit; uitbotten; uitlopen; ontspruiten
    • uitkomen werkwoord (kom uit, komt uit, kwam uit, kwamen uit, uitgekomen)
    • voortkomen uit werkwoord
    • ontspringen werkwoord (ontspring, ontspringt, ontsprong, ontsprongen, ontsprongen)
    • ontstaan uit werkwoord (ontsta uit, ontstaat uit, ontstond uit, ontstonden uit, ontstaan uit)
    • uitbotten werkwoord (bot uit, botte uit, botten uit, uitgebot)
    • uitlopen werkwoord (loop uit, loopt uit, liep uit, liepen uit, uitgelopen)
    • ontspruiten werkwoord (ontspruit, ontsproot, ontsproten, ontsproten)
  3. entstehen (zu stande kommen)
    tot stand komen
  4. entstehen (abwechseln; ändern; verändern; )
    veranderen; wijzigen; verwisselen; afwisselen; herzien
    • veranderen werkwoord (verander, verandert, veranderde, veranderden, veranderd)
    • wijzigen werkwoord (wijzig, wijzigt, wijzigde, wijzigden, gewijzigd)
    • verwisselen werkwoord (verwissel, verwisselt, verwisselde, verwisselden, verwisseld)
    • afwisselen werkwoord (wissel af, wisselt af, wisselde af, wisselden af, afgewisseld)
    • herzien werkwoord (herzie, herziet, herzag, herzagen, herzien)
  5. entstehen (anschwellen; werden; steigen; )
    oprijzen; rijzen
    • oprijzen werkwoord (rijs op, rijst op, rees op, rezen op, opgerezen)
    • rijzen werkwoord (rijs, rijst, rees, rezen, gerezen)
  6. entstehen (ins Leben rufen; machen; produzieren; )
    maken; scheppen; in het leven roepen
    • maken werkwoord (maak, maakt, maakte, maakten, gemaakt)
    • scheppen werkwoord (schep, schept, schepte, schepten, geschept)
    • in het leven roepen werkwoord (roep in het leven, roept in het leven, riep in het leven, riepen in het leven, in het leven geroepen)

Conjugations for entstehen:

Präsens
  1. entstehe
  2. entstehst
  3. entsteht
  4. entstehen
  5. entsteht
  6. entstehen
Imperfekt
  1. entstand
  2. entstandest
  3. entstand
  4. entstanden
  5. entstandet
  6. entstanden
Perfekt
  1. bin entstanden
  2. bist entstanden
  3. ist entstanden
  4. sind entstanden
  5. seid entstanden
  6. sind entstanden
1. Konjunktiv [1]
  1. entstehe
  2. entstehest
  3. entstehe
  4. entstehen
  5. entstehet
  6. entstehen
2. Konjunktiv
  1. entstände
  2. entständest
  3. entstände
  4. entständen
  5. entständet
  6. entständen
Futur 1
  1. werde entstehen
  2. wirst entstehen
  3. wird entstehen
  4. werden entstehen
  5. werdet entstehen
  6. werden entstehen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde entstehen
  2. würdest entstehen
  3. würde entstehen
  4. würden entstehen
  5. würdet entstehen
  6. würden entstehen
Diverses
  1. entsteh!
  2. entsteht!
  3. entstehen Sie!
  5. entstanden
  6. entstehend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor entstehen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
maken Anfertigen; Anfertigung; Erzeugung; Herstellen; Herstellung; Kreieren; Verfertigung
scheppen Anfertigen; Anfertigung; Herstellung; Kreieren; Schaufeln; Spaten; Verfertigung
veranderen Abwandeln; Abwechsellung; Abänderung; Amendieren; Metamorphose; Mutieren; Transformation; Umstellung; Umwandlung; Verwandlung; Verändern; Veränderung; Wandlung; Wechsel
wijzigen Abwandeln; Abwechsellung; Abänderung; Amendieren; Metamorphose; Transformation; Umstellung; Umwandlung; Verwandlung; Veränderung; Wandlung; Wechsel
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afwisselen abwandeln; abwechseln; abändern; amendieren; anfertigen; ausbauen; auswirken; bilden; eintauschen; entarten; entfalten; entstehen; erschaffen; flattern; tauschen; variieren; verfertigen; verändern; wechseln; ändern abwechseln; variieren; wechseln; ändern
herzien abwandeln; abwechseln; abändern; amendieren; anfertigen; ausbauen; auswirken; bilden; eintauschen; entarten; entfalten; entstehen; erschaffen; flattern; tauschen; variieren; verfertigen; verändern; wechseln; ändern abhelfen; abändern; aufbessern; ausbauen; ausbessern; berichtigen; bessern; ergänzen; erneuern; korrigieren; modifizieren; reformieren; renovieren; revidieren; verbessern; vervollkommnen; überprüfen
in het leven roepen anfertigen; bilden; entstehen; entwerfen; entwickeln; erfinden; erschaffen; erzeugen; fabrizieren; formen; gestalten; herstellen; hervorbringen; ins Leben rufen; konstruieren; kreieren; machen; produzieren; schaffen; schöpfen; skizzieren; tun; verfertigen
maken anfertigen; bilden; entstehen; entwerfen; entwickeln; erfinden; erschaffen; erzeugen; fabrizieren; formen; gestalten; herstellen; hervorbringen; ins Leben rufen; konstruieren; kreieren; machen; produzieren; schaffen; schöpfen; skizzieren; tun; verfertigen anfertigen; ausbessern; bearbeiten; bilden; deichseln; entwickeln; erneuern; erstellen; erzeugen; fabrizieren; fertigbringen; fixen; flicken; formen; gestalten; gutmachen; heranbilden; herstellen; hinkriegen; innovieren; kneten; machen; modellieren; montieren; produzieren; reparieren; restaurieren; verfassen; verfertigen; vorbringen; wiederaufbauen; wiedereinsetzen; wiederherstellen; zeugen
ontspringen entspringen; entstehen; hervorgehen
ontspruiten entspringen; entstehen; hervorgehen abstammen; hervorgehen; stammen
ontstaan entspringen; entstehen; wachsen
ontstaan uit entspringen; entstehen; hervorgehen
oprijzen anschwellen; aufgehen; eintreten; entkeimen; entspringen; entstehen; erstehen; gelangen; schwellen; sicherheben; steigen; wachsen; werden ansteigen; aufragen; aufsteigen; emporkommen; emporragen; emporsteigen; ersteigen; heraufkommen; heraufsteigen; hochsteigen; schwellen; steigen
rijzen anschwellen; aufgehen; eintreten; entkeimen; entspringen; entstehen; erstehen; gelangen; schwellen; sicherheben; steigen; wachsen; werden anschwellen; ansteigen; anwachsen; aufgehen; aufragen; aufstehen; aufsteigen; emporkommen; emporragen; emporsteigen; ersteigen; gehen; heraufkommen; heraufsteigen; hochsteigen; schwellen; sicher heben; steigen; treiben; zunehmen
scheppen anfertigen; bilden; entstehen; entwerfen; entwickeln; erfinden; erschaffen; erzeugen; fabrizieren; formen; gestalten; herstellen; hervorbringen; ins Leben rufen; konstruieren; kreieren; machen; produzieren; schaffen; schöpfen; skizzieren; tun; verfertigen aufgraben; ausgraben; graben; löffeln; schaufeln; schöpfen
tot stand komen entstehen; zu stande kommen
uitbotten entspringen; entstehen; hervorgehen
uitkomen entspringen; entstehen; hervorgehen ans Licht kommen; aufkommen; auskommen; auswirken; eintreffen; entdeckt werden; erfolgen; erscheinen; erstehen; erweisen; folgen; folgern; führen; gefallen; gelegen kommen; geschikt sein; gipfeln; herauskommen; hervorgehen; konvenieren; passen; rundkommen; schmecken; sichergeben; sicherweisen; sichherausstellen; sichzeigen; taugen; vorkommen; zur Folge haben
uitlopen entspringen; entstehen; hervorgehen auf etwas hinauslaufen; ausarten
veranderen abwandeln; abwechseln; abändern; amendieren; anfertigen; ausbauen; auswirken; bilden; eintauschen; entarten; entfalten; entstehen; erschaffen; flattern; tauschen; variieren; verfertigen; verändern; wechseln; ändern abwechseln; modifizieren; variieren; verwandeln; wechseln; ändern
verwisselen abwandeln; abwechseln; abändern; amendieren; anfertigen; ausbauen; auswirken; bilden; eintauschen; entarten; entfalten; entstehen; erschaffen; flattern; tauschen; variieren; verfertigen; verändern; wechseln; ändern abtragen; auswechseln; einfallen; einspringen; eintauschen; einwechseln; erneuern; erneutaufstellen; erneutunterbringen; ersetzen; ersetzt; innovieren; konvertieren; stellvertreten; tauschen; tilgen; umtauschen; umwandeln; umwechseln; umändern; vertauschen; vertreten; verwechseln; verändern; wechseln
voortkomen entspringen; entstehen; wachsen abstammen; hervorgehen; stammen
voortkomen uit entspringen; entstehen; hervorgehen
wijzigen abwandeln; abwechseln; abändern; amendieren; anfertigen; ausbauen; auswirken; bilden; eintauschen; entarten; entfalten; entstehen; erschaffen; flattern; tauschen; variieren; verfertigen; verändern; wechseln; ändern abändern; modifizieren; umgestalten; umändern; verändern; ändern
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
uitkomen herauskommen; herausströmen

Synoniemen voor "entstehen":


Wiktionary: entstehen

entstehen
verb
  1. de verandering ondergaan van niet bestaan naar wel bestaan
  2. gaan zijn, zich ontwikkelen tot
Cross Translation:
FromToVia
• entstehen → ontstaan ↔ arise — start to exist, originate
• entstehen → voortkomen ↔ originate — to take first existence, have origin
• entstehen → afstammen; het gevolg zijn van; ontspruiten; voortkomen ↔ provenir — procéder, venir, dériver, résulter.

Entstehen:

Entstehen [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Entstehen (Wachtumsprozess; Entwicklung; Erzeugung; )
    de groei; groeien; het groeiproces
    • groei [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • groeien [znw.] zelfstandig naamwoord
    • groeiproces [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. Entstehen (Entwicklung; Bildung; Fortschritt; )
    de ontwikkeling; de vooruitgang; de vorming; de ontplooiing; geestelijke vorming

Vertaal Matrix voor Entstehen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
geestelijke vorming Ansteigung; Aufstieg; Ausbildung; Bildung; Blüte; Entfaltung; Entstehen; Entstehung; Entwicklung; Entwürfe; Erhöhung; Erziehung; Fortgang; Fortgänge; Fortschritt; Wachstum; Zunahme; Zuwachs
groei Aufgehen; Entstehen; Entwicklung; Erzeugung; Fortpflanzung; Heranziehung; Wachstum; Wachtumsprozess Ansteigen; Ansteigung; Anwachsen; Ausbreitung; Ausdehnung; Blüte; Erhöhung; Erweiterung; Expansion; Vergrößerung; Wachstum; Wuchs; Zunahme; Zuwachs
groeien Aufgehen; Entstehen; Entwicklung; Erzeugung; Fortpflanzung; Heranziehung; Wachstum; Wachtumsprozess
groeiproces Aufgehen; Entstehen; Entwicklung; Erzeugung; Fortpflanzung; Heranziehung; Wachstum; Wachtumsprozess
ontplooiing Ansteigung; Aufstieg; Ausbildung; Bildung; Blüte; Entfaltung; Entstehen; Entstehung; Entwicklung; Entwürfe; Erhöhung; Erziehung; Fortgang; Fortgänge; Fortschritt; Wachstum; Zunahme; Zuwachs Blüte; Wachstum; Wuchs
ontwikkeling Ansteigung; Aufstieg; Ausbildung; Bildung; Blüte; Entfaltung; Entstehen; Entstehung; Entwicklung; Entwürfe; Erhöhung; Erziehung; Fortgang; Fortgänge; Fortschritt; Wachstum; Zunahme; Zuwachs Blüte; Entwicklung; Wachstum; Wuchs
vooruitgang Ansteigung; Aufstieg; Ausbildung; Bildung; Blüte; Entfaltung; Entstehen; Entstehung; Entwicklung; Entwürfe; Erhöhung; Erziehung; Fortgang; Fortgänge; Fortschritt; Wachstum; Zunahme; Zuwachs Entwicklung; Fortgang; Fortgänge; Fortschritt; Progression; Verlauf; Wachstum; Zunahme
vorming Ansteigung; Aufstieg; Ausbildung; Bildung; Blüte; Entfaltung; Entstehen; Entstehung; Entwicklung; Entwürfe; Erhöhung; Erziehung; Fortgang; Fortgänge; Fortschritt; Wachstum; Zunahme; Zuwachs Ausbildung; Bildung; Erziehung; Schulung
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
groeien anschwellen; ansteigen; aufstocken; aufwachsen; ausbreiten; ausdehnen; ausweiten; heranwachsen; steigern; vergrößern; vermehren; wachsen; zunehmen







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0664 seconde
Page rendered in 1.0 seconds