Overzicht
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
-
aufeinanderstoßen:
-
Wiktionary:
aufeinanderstoßen → botsen -
Synoniemen voor "aufeinander stoßen":
aufeinander prallen; kollidieren; zusammenprallen; zusammenstoßen
-
Wiktionary:
Duits
Uitgebreide vertaling voor aufeinanderstoßen (Duits) in het Nederlands
aufeinanderstoßen: (*Woord en zin splitter gebruikt)
- aufeinander: op elkaar; opeen
- stoßen: botsen; aanrijden; stoten op; op elkaar stoten; op elkaar knallen; stoten; porren; een por geven; trappen; schoppen; trappen geven; schudden; heen en weer bewegen; aanduwen; rammen; stompen; hengsten; vastlopen; toesteken; direct leiden; toestoten; keihard trappen
- Stoßen: geschud; geschok; gestoot
aufeinander stoßen:
Synoniemen voor "aufeinander stoßen":
Wiktionary: aufeinanderstoßen
aufeinanderstoßen
verb
-
in een conflict of ruzie geraken
Computer vertaling door derden: