Steuer: vertaling Duits

Overzicht

Duits naar Nederlands: Meer gegevens...

Steuer:
- stuur; stuurwiel; stuurrad; stuurinrichting; stuurknuppel
- belasting; overheidsbelasting; kosten; heffing; leges; fiscus; belastingdienst
Wiktionary:
- Steuer → belasting, stuur
- Steuer → helmstok, roer, belasting, taks, recht

Duits

Uitgebreide vertaling voor Steuer (Duits) in het Nederlands

Steuer (Steuerrad; Lenkrad)
het stuur; het stuurwiel; het stuurrad
- stuur [het ~] zelfstandig naamwoord
- stuurwiel [het ~] zelfstandig naamwoord
- stuurrad [het ~] zelfstandig naamwoord
Steuer (Lenkvorrichtung; Steuervorrichtung; Steuerknüppel; Steuerung; Lenkrad; Lenkung)
de stuurinrichting
- stuurinrichting [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
Steuer (Steuervorrichtung; Lenkung; Steuerknüppel; Lenkvorrichtung)
de stuurknuppel
- stuurknuppel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

die Steuer (Taxe; Gebühr; Abgabe)
de belasting; overheidsbelasting
- belasting [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- overheidsbelasting [znw.] zelfstandig naamwoord
die Steuer (Gebührenerhebung; Kosten; Gebühr; Einfuhrzoll; Taxe)
de kosten; de belasting; de heffing; de leges
- kosten [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
- belasting [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- heffing [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- leges [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
die Steuer (Steueramt; Fiskus)
de fiscus; de belastingdienst
- fiscus [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- belastingdienst [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
die Steuer
de belasting
- belasting [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
belasting	Abgabe; Einfuhrzoll; Gebühr; Gebührenerhebung; Kosten; Steuer; Taxe	Auslastung
belastingdienst	Fiskus; Steuer; Steueramt	Steuerbehörde
fiscus	Fiskus; Steuer; Steueramt
heffing	Einfuhrzoll; Gebühr; Gebührenerhebung; Kosten; Steuer; Taxe
kosten	Einfuhrzoll; Gebühr; Gebührenerhebung; Kosten; Steuer; Taxe	Auslagen; Kosten; Spesen; Unkosten
leges	Einfuhrzoll; Gebühr; Gebührenerhebung; Kosten; Steuer; Taxe
overheidsbelasting	Abgabe; Gebühr; Steuer; Taxe
stuur	Lenkrad; Steuer; Steuerrad
stuurinrichting	Lenkrad; Lenkung; Lenkvorrichtung; Steuer; Steuerknüppel; Steuerung; Steuervorrichtung
stuurknuppel	Lenkung; Lenkvorrichtung; Steuer; Steuerknüppel; Steuervorrichtung
stuurrad	Lenkrad; Steuer; Steuerrad
stuurwiel	Lenkrad; Steuer; Steuerrad

Steuer

noun

door de wet gedwongen betaling aan de overheid zonder individuele tegenprestatie van die overheid
- belasting → Steuer
een hulpmiddel waarmee een bestuurder richting kan geven aan een voertuig
- stuur → Steuer

Cross Translation:

From	To	Via
• Steuer	→ helmstok	↔ helm — steering apparatus of a ship
• Steuer	→ roer	↔ rudder — underwater vane used to steer a vessel
• Steuer	→ belasting; taks	↔ tax — money paid to government
• Steuer	→ belasting; taks; recht	↔ impôt — charge public, droit imposer sur certaines choses.
• Steuer	→ belasting; recht	↔ taxe — (vieilli) fixation faite officiellement du prix des denrées, des frais de justice, du port des lettres, etc.