Brücke: vertaling Duits

Overzicht

Duits naar Nederlands: Meer gegevens...

Brücke:
- brug; aanlegsteiger; steiger; ligplaats; aanlegplaats; stuurhuis; stuurhut; netwerkbrug
Wiktionary:
- Brücke → brug
- Brücke → brug, tapijt

Duits

Uitgebreide vertaling voor Brücke (Duits) in het Nederlands

die Brücke
de brug
- brug [de ~] zelfstandig naamwoord
die Brücke (Anlegestelle; Landungsbrücke)
de aanlegsteiger; de steiger; de ligplaats; de aanlegplaats
- aanlegsteiger [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- steiger [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- ligplaats [de ~] zelfstandig naamwoord
- aanlegplaats [de ~] zelfstandig naamwoord
die Brücke (Steuerhaus; Ruderhaus)
het stuurhuis; de stuurhut
- stuurhuis [het ~] zelfstandig naamwoord
- stuurhut [de ~] zelfstandig naamwoord
die Brücke (Netzwerkbrücke)
de brug; netwerkbrug
- brug [de ~] zelfstandig naamwoord
- netwerkbrug

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aanlegplaats	Anlegestelle; Brücke; Landungsbrücke
aanlegsteiger	Anlegestelle; Brücke; Landungsbrücke
brug	Brücke; Netzwerkbrücke	Brückenbauwerk
ligplaats	Anlegestelle; Brücke; Landungsbrücke	Ankerplatz; Liegeplatz
steiger	Anlegestelle; Brücke; Landungsbrücke
stuurhuis	Brücke; Ruderhaus; Steuerhaus
stuurhut	Brücke; Ruderhaus; Steuerhaus
Not Specified	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
netwerkbrug	Brücke; Netzwerkbrücke

Brücke

noun

Zahnmedizin: modellierte Zahnreihe zur Überwindung eines oder mehrerer fehlender Zahn
- Brücke → brug
ein künstlicher Weg zur Überquerung eines Flusses, eines Tales oder Ähnlichem
- Brücke → brug

Cross Translation:

From	To	Via
• Brücke	→ brug	↔ bridge — construction or natural feature that spans a divide
• Brücke	→ tapijt	↔ rug — small carpet
• Brücke	→ brug	↔ pont — Construction pour traverser