Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Zoek: zustimmen

Duitse en Nederlandse zoekresultaten voor: zustimmen

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. zustimmen:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor zustimmen (Duits) in het Nederlands

zustimmen:

zustimmen werkwoord (stimme zu, stimmst zu, stimmt zu, stimmte zu, stimmtet zu, zugestimmt)

  1. zustimmen (einwilligen; beistimmen; beipflichten)
    instemmen; akkoord gaan
    • instemmen werkwoord (stem in, stemt in, stemde in, stemden in, ingestemd)
    • akkoord gaan werkwoord (ga akkoord, gaat akkoord, ging akkoord, gingen akkoord, akkoord gegaan)
  2. zustimmen (einverstanden sein mit; einwilligen mit)
    instemmen; akkoord gaan met
  3. zustimmen (gewähren; lassen; hinterlassen; )
    laten; toelaten; permitteren
    • laten werkwoord (laat, liet, lieten, gelaten)
    • toelaten werkwoord (laat toe, liet toe, lieten toe, toegelaten)
    • permitteren werkwoord (permitteer, permitteert, permitteerde, permitteerden, gepermitteerd)
  4. zustimmen (zulassen; erlauben; dulden; )
    gedogen; dulden; tolereren
    • gedogen werkwoord (gedoog, gedoogt, gedoogde, gedoogden, gedoogd)
    • dulden werkwoord (duld, duldt, duldde, duldden, geduld)
    • tolereren werkwoord (tolereer, tolereert, tolereerde, tolereerden, getolereerd)
  5. zustimmen (Zustimmung geben)
    toestemming geven
    • toestemming geven werkwoord (geef toestemming, geeft toestemming, gaf toestemming, gaven toestemming, toestemming gegeven)

Conjugations for zustimmen:

Präsens
  1. stimme zu
  2. stimmst zu
  3. stimmt zu
  4. stimmen zu
  5. stimmt zu
  6. stimmen zu
Imperfekt
  1. stimmte zu
  2. stimmtest zu
  3. stimmte zu
  4. stimmten zu
  5. stimmtet zu
  6. stimmten zu
Perfekt
  1. habe zugestimmt
  2. hast zugestimmt
  3. hat zugestimmt
  4. haben zugestimmt
  5. habt zugestimmt
  6. haben zugestimmt
1. Konjunktiv [1]
  1. stimme zu
  2. stimmest zu
  3. stimme zu
  4. stimmen zu
  5. stimmet zu
  6. stimmen zu
2. Konjunktiv
  1. stimmte zu
  2. stimmtest zu
  3. stimmte zu
  4. stimmten zu
  5. stimmtet zu
  6. stimmten zu
Futur 1
  1. werde zustimmen
  2. wirst zustimmen
  3. wird zustimmen
  4. werden zustimmen
  5. werdet zustimmen
  6. werden zustimmen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde zustimmen
  2. würdest zustimmen
  3. würde zustimmen
  4. würden zustimmen
  5. würdet zustimmen
  6. würden zustimmen
Diverses
  1. stimm zu!
  2. stimmt zu!
  3. stimmen Sie zu!
  5. zugestimmt
  6. zustimmend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor zustimmen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
instemmen Einstimmung; Zustimmung
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
akkoord gaan beipflichten; beistimmen; einwilligen; zustimmen
akkoord gaan met einverstanden sein mit; einwilligen mit; zustimmen
dulden bewilligen; dulden; einwilligen; erlauben; genehmigen; gestatten; gewähren; gutheißen; zulassen; zustimmen ausgestreckt halten; aushalten; ausharren; austeilen; bekräftigen; bewilligen; dulden; durchhalten; eingestehen; einräumen; einwilligen; entgegenkommen; erlauben; ertragen; genehmigen; gestatten; gestehen; gewähren; gutheißen; lassen; nachgeben; tragen; zulassen; überdauern
gedogen bewilligen; dulden; einwilligen; erlauben; genehmigen; gestatten; gewähren; gutheißen; zulassen; zustimmen
instemmen beipflichten; beistimmen; einverstanden sein mit; einwilligen; einwilligen mit; zustimmen einstimmen
laten beipflichten; bewilligen; dulden; eingehen; einlassen; einwilligen; entbinden; entschuldigen; erlauben; ewähren; freilassen; genehmigen; gestatten; gewähren; gutheißen; gönnen; hereinlassen; hineinlassen; hinterlassen; lassen; leiden; vergönnen; vorlassen; zulassen; zustimmen austeilen; bekräftigen; bewilligen; eingestehen; einräumen; einwilligen; entgegenkommen; erlauben; genehmigen; gestatten; gestehen; gewähren; gutheißen; lassen; nachgeben; zulassen
permitteren beipflichten; bewilligen; dulden; eingehen; einlassen; einwilligen; entbinden; entschuldigen; erlauben; ewähren; freilassen; genehmigen; gestatten; gewähren; gutheißen; gönnen; hereinlassen; hineinlassen; hinterlassen; lassen; leiden; vergönnen; vorlassen; zulassen; zustimmen austeilen; autorisieren; bekräftigen; bewilligen; eingestehen; einräumen; einwilligen; entgegenkommen; erlauben; genehmigen; gestatten; gestehen; gewähren; gutheißen; lassen; nachgeben; zulassen
toelaten beipflichten; bewilligen; dulden; eingehen; einlassen; einwilligen; entbinden; entschuldigen; erlauben; ewähren; freilassen; genehmigen; gestatten; gewähren; gutheißen; gönnen; hereinlassen; hineinlassen; hinterlassen; lassen; leiden; vergönnen; vorlassen; zulassen; zustimmen austeilen; bekräftigen; bewilligen; eingestehen; einräumen; einwilligen; entgegenkommen; erlauben; genehmigen; gestatten; gestehen; gewähren; gutheißen; hineinlassen; jemanden zulassen; lassen; nachgeben; zuerkennen; zugestehen; zulassen
toestemming geven Zustimmung geben; zustimmen
tolereren bewilligen; dulden; einwilligen; erlauben; genehmigen; gestatten; gewähren; gutheißen; zulassen; zustimmen

Synoniemen voor "zustimmen":


Wiktionary: zustimmen

zustimmen
verb
  1. het eens zijn
Cross Translation:
FromToVia
• zustimmen → toestemmen; instemmen ↔ consent — to express willingness
• zustimmen → beamen; billijken; goedkeuren; toestemmen ↔ approuver — tenir pour acceptable.

Verwante vertalingen van zustimmen







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0434 seconde
Page rendered in 1.0 seconds