Overzicht
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
- klären:
-
Wiktionary:
- klären → verklaren, verduidelijken, ophelderen
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- klaren:
Duits
Uitgebreide vertaling voor klären (Duits) in het Nederlands
klären:
-
klären (in Ordnung bringen)
klaren; in orde maken; regelen; afdoen-
in orde maken werkwoord (maak in orde, maakt in orde, maakte in orde, maakten in orde, in orde gemaakt)
-
klären (erklären; verdeutlichen; erläutern; auseinandersetzen; aufklären; darlegen; erörtern)
verduidelijken; nader verklaren; toelichten; uiteenzetten; uitleggen-
verduidelijken werkwoord (verduidelijk, verduidelijkt, verduidelijkte, verduidelijkten, verduidelijkt)
-
nader verklaren werkwoord (verklaar nader, verklaart nader, verklaarde nader, verklaarden nader, nader verklaard)
-
-
klären (verdeutlichen; erklären; aufklären; auseinandersetzen; interpretieren; auslegen)
verklaren; toelichten; ophelderen; verduidelijken; verhelderen; belichten; accentueren; opklaren-
verduidelijken werkwoord (verduidelijk, verduidelijkt, verduidelijkte, verduidelijkten, verduidelijkt)
-
klären (läutern; reinigen; säubern; aufklären; abtreiben)
-
klären (aufheitern; aufklären; aufhellen)
Conjugations for klären:
Präsens
- kläre
- klärst
- klärt
- klären
- klärt
- klären
Imperfekt
- klärte
- klärtest
- klärte
- klärten
- klärtet
- klärten
Perfekt
- habe geklärt
- hast geklärt
- hat geklärt
- haben geklärt
- habt geklärt
- haben geklärt
1. Konjunktiv [1]
- kläre
- klärest
- kläre
- klären
- kläret
- klären
2. Konjunktiv
- klärte
- klärtest
- klärte
- klärten
- klärtet
- klärten
Futur 1
- werde klären
- wirst klären
- wird klären
- werden klären
- werdet klären
- werden klären
1. Konjunktiv [2]
- würde klären
- würdest klären
- würde klären
- würden klären
- würdet klären
- würden klären
Diverses
- klär!
- klärt!
- klären Sie!
- geklärt
- klärend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor klären:
Synoniemen voor "klären":
Wiktionary: klären
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• klären | → verklaren; verduidelijken | ↔ clear — to eliminate ambiguity or doubt; to clarify |
• klären | → verduidelijken; verklaren; ophelderen | ↔ clarifier — rendre claire une substance trouble. |
Computer vertaling door derden:
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor klären (Nederlands) in het Duits
klaren:
-
klaren (in orde maken; regelen; afdoen)
-
klaren (inklaren)
einklarieren; Bagage einklarieren-
einklarieren werkwoord (klariere ein, klarierst ein, klariert ein, klarierte ein, klariertet ein, einklariert)
-
Bagage einklarieren werkwoord
-
-
klaren (in zedelijk opzicht zuiveren; reinigen; kuisen; louteren)
Conjugations for klaren:
o.t.t.
- klaar
- klaart
- klaart
- klaren
- klaren
- klaren
o.v.t.
- klaarde
- klaarde
- klaarde
- klaarden
- klaarden
- klaarden
v.t.t.
- heb geklaard
- hebt geklaard
- heeft geklaard
- hebben geklaard
- hebben geklaard
- hebben geklaard
v.v.t.
- had geklaard
- had geklaard
- had geklaard
- hadden geklaard
- hadden geklaard
- hadden geklaard
o.t.t.t.
- zal klaren
- zult klaren
- zal klaren
- zullen klaren
- zullen klaren
- zullen klaren
o.v.t.t.
- zou klaren
- zou klaren
- zou klaren
- zouden klaren
- zouden klaren
- zouden klaren
diversen
- klaar!
- klaart!
- geklaard
- klarend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor klaren:
Computer vertaling door derden: