Duits

Uitgebreide vertaling voor Plan (Duits) in het Nederlands

plan:


Synoniemen voor "plan":


Plan:

Plan [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Plan (Vorsatz; Absicht; Vorhaben; Entschluß)
    het voornemen; de plan; de opzet
    • voornemen [het ~] zelfstandig naamwoord
    • plan [de ~] zelfstandig naamwoord
    • opzet [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. der Plan (Landkarte; Karte)
    de kaart
    – rechthoekig stuk papier waarop een stuk van landen of werelddelen staan 1
    • kaart [de ~] zelfstandig naamwoord
      • kun je op de kaart van Nederland Amsterdam aanwijzen?1
    de landkaart
  3. der Plan (Niveau; Stufe; Ebene; )
    het niveau; de plan; de laag; het peil; de stand
    • niveau [het ~] zelfstandig naamwoord
    • plan [de ~] zelfstandig naamwoord
    • laag [de ~] zelfstandig naamwoord
    • peil [het ~] zelfstandig naamwoord
    • stand [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  4. der Plan (Entwurf; Zeichnung; Skizze; )
    de schets; de tekening; schetstekening
  5. der Plan (Absicht)
    de toeleg
    • toeleg [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Plan [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Plan (Projekt)
    het project; de plan
    • project [het ~] zelfstandig naamwoord
    • plan [de ~] zelfstandig naamwoord

Plan

  1. Plan

Vertaal Matrix voor Plan:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kaart Karte; Landkarte; Plan Eintrittskarte; Karte; Landkarte; Platzkarte; Spielkarte
laag Abriß; Ebene; Entwurf; Entwürfe; Etage; Gradation; Höhe; Idee; Konzept; Kriterium; Maßstab; Niveau; Plan; Projekt; Skala; Stock; Stockwerk; Stufe; Vorhaben; Vorsatz Belag; Ebene; Schicht; Staffel; Staffelstellung
landkaart Karte; Landkarte; Plan
niveau Abriß; Ebene; Entwurf; Entwürfe; Etage; Gradation; Höhe; Idee; Konzept; Kriterium; Maßstab; Niveau; Plan; Projekt; Skala; Stock; Stockwerk; Stufe; Vorhaben; Vorsatz Dimensionsebene; Ebene; Ehre; Grad; Gradation; Name; Niveau; Rang; Ruf; Stellung
opzet Absicht; Entschluß; Plan; Vorhaben; Vorsatz Planung
peil Abriß; Ebene; Entwurf; Entwürfe; Etage; Gradation; Höhe; Idee; Konzept; Kriterium; Maßstab; Niveau; Plan; Projekt; Skala; Stock; Stockwerk; Stufe; Vorhaben; Vorsatz Grad; Gradation; Niveau; Rang; Stellung
plan Abriß; Absicht; Ebene; Entschluß; Entwurf; Entwürfe; Etage; Gradation; Höhe; Idee; Konzept; Kriterium; Maßstab; Niveau; Plan; Projekt; Skala; Stock; Stockwerk; Stufe; Vorhaben; Vorsatz Aktienkurs; Kurs; Notiz; Planung
project Plan; Projekt Projekt
schets Darstellung; Entwurf; Grundriß; Plan; Skizze; Umriß; Umrißzeichnung; Zeichnung Entwurf; Entwürfe; Konzept; Skizze; vorläufige Entwurf
schetstekening Darstellung; Entwurf; Grundriß; Plan; Skizze; Umriß; Umrißzeichnung; Zeichnung
stand Abriß; Ebene; Entwurf; Entwürfe; Etage; Gradation; Höhe; Idee; Konzept; Kriterium; Maßstab; Niveau; Plan; Projekt; Skala; Stock; Stockwerk; Stufe; Vorhaben; Vorsatz Ausstellungsstand; Bude; Gesellschaftsschicht; Haltung; Klasse; Körperhaltung; Position; Postur; Rang; Rangordnung; Schicht; Stand; Verkaufsbude
tekening Darstellung; Entwurf; Grundriß; Plan; Skizze; Umriß; Umrißzeichnung; Zeichnung Abzeichnen; Autogramm; Dessin; Illustration; Illustrierung; Motiv; Muster; Unterschrift; Unterzeichnung; Zeichnung
toeleg Absicht; Plan
voornemen Absicht; Entschluß; Plan; Vorhaben; Vorsatz Absicht; Endzweck; Intention; Vorsatz; Ziel; Zweck
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
voornemen beabsichtigen; vornehmen
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
laag alltäglich; banal; dürftig; einfach; falsch; fühllos; gehässig; gemein; gering; gängig; heimtückisch; hinterhältig; hinterlistig; kleinlich; landläufig; mies; niederträchtig; niedrig; nierderträchtig; platt; schamlos; schmählich; schofel; schuftig; schwach; schweinisch; schäbig; schändlich; tief; trivial; tückisch; verrucht; verächtlich; von niedrigem Niveau; winzig
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
plan Plan
tekening Zeichnung

Synoniemen voor "Plan":


Wiktionary: Plan


Cross Translation:
FromToVia
Plan plan blueprint — any detailed plan of action
Plan ontwerp design — plan
Plan schema; ontwerp plan — technical drawing
Plan plan plan — set of intended actions
Plan ontwerp; plan plan — 2-dimensional drawing from above
Plan doel; bedoeling; strekking; plan; toeleg; voornemen; zin; doelstelling; doelwit; honk; wit dessein — Intention d’exécuter quelque chose (sens général)
Plan ontwerp; opzet; plan; plattegrond; kaart; landkaart plan — À classer
Plan blauwdruk; concept; ontwerp; plan; project; opzet; plattegrond projetdessein, idée de ce qu’on penser réaliser, conception des moyens qu’on croire utiles pour exécuter ce qu’on médite.
Plan doel; bedoeling; strekking; plan; toeleg; voornemen; zin; zeggen; woord; betoog proposparole échanger dans la conversation.

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van Plan



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor Plan (Nederlands) in het Duits

plan:

plan [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de plan (voornemen; opzet)
    der Plan; die Absicht; Vorhaben; der Vorsatz; der Entschluß
    • Plan [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Absicht [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Vorhaben [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Vorsatz [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Entschluß [der ~] zelfstandig naamwoord
  2. de plan (planning; opzet)
    die Planung
    • Planung [die ~] zelfstandig naamwoord
  3. de plan (project)
    Projekt; Plan
    • Projekt [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Plan [das ~] zelfstandig naamwoord
  4. de plan (niveau; laag; peil; stand)
    Niveau; die Stufe; der Plan; die Ebene; die Höhe; der Maßstab; der Stock; der Vorsatz; Konzept; Vorhaben; der Entwurf; Stockwerk; die Etage; Kriterium; die Gradation; der Abriß; die Entwürfe; die Skala; die Idee; Projekt
    • Niveau [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Stufe [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Plan [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Ebene [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Höhe [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Maßstab [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Stock [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Vorsatz [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Konzept [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Vorhaben [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Entwurf [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Stockwerk [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Etage [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Kriterium [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Gradation [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Abriß [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Entwürfe [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Skala [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Idee [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Projekt [das ~] zelfstandig naamwoord
  5. de plan (gedrag; besturing; houding; leiding; rijrichting)
    der Kurs; der Aktienkurs; die Notiz
    • Kurs [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Aktienkurs [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Notiz [die ~] zelfstandig naamwoord

plan

  1. plan

Vertaal Matrix voor plan:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Abriß laag; niveau; peil; plan; stand afbraak; demontage; grondplan; ontmanteling; plattegrond; sloop; stadskaart; uiteenname
Absicht opzet; plan; voornemen doel bij voetbalwedstrijd; doelwit; goal; intentie; mening; moedwil; oogmerk; opinie; overtuiging; toeleg; voornemen
Aktienkurs besturing; gedrag; houding; leiding; plan; rijrichting
Ebene laag; niveau; peil; plan; stand bouwterrein; dimensieniveau; gebied; kavel; laag; niveau; oppervlak; oppervlakte; perceel; terrein; vlak; vlakte
Entschluß opzet; plan; voornemen beschikbaarheid; beschikking; carbon; doorslag; uitspraak; vonnisvelling
Entwurf laag; niveau; peil; plan; stand Concept; concept; klad; kladjes; kladwerk; model; monster; ontwerp; proefje; proefversie; proeve; schets; schetstekening; schrijfsels; specimen; staal; staaltje; tekening; toonbeeld; voorbeeld; voorlopig ontwerp
Entwürfe laag; niveau; peil; plan; stand concept; geestelijke vorming; model; ontplooiing; ontwerp; ontwikkeling; schets; toonbeeld; voorbeeld; voorlopig ontwerp; vooruitgang; vorming
Etage laag; niveau; peil; plan; stand etage; intensivering; verdieping; woonlaag
Gradation laag; niveau; peil; plan; stand graad; gradatie; mate; niveau; peil
Höhe laag; niveau; peil; plan; stand hoogte; hoogtelijn; niveaulijn
Idee laag; niveau; peil; plan; stand begrip; benul; conceptie; denkbeeld; gedachte; idee; kijk; mening; mentale voorstelling; notie; oordeel; opinie; opvatting; visie; zienswijze
Konzept laag; niveau; peil; plan; stand concept; klad; kladjes; kladwerk; model; ontwerp; proefversie; schets; schrijfsels; toonbeeld; voorbeeld; voorlopig ontwerp
Kriterium laag; niveau; peil; plan; stand beding; bepaling; beperking; conditie; criterium; eis; kriterium; maatstaf; toetssteen; voorwaarde
Kurs besturing; gedrag; houding; leiding; plan; rijrichting cursus; herleidingskoers; koers; koersnotering; kursus; leergang; les; onderricht; onderrichting; onderwijs; richting; studie; valuta; wisselkoers
Maßstab laag; niveau; peil; plan; stand beding; bepaling; beperking; conditie; criterium; eis; kriterium; maatstaf; toetssteen; voorwaarde
Niveau laag; niveau; peil; plan; stand graad; niveau; peil
Notiz besturing; gedrag; houding; leiding; plan; rijrichting aantekening; attest; bewijs; briefje; kattebelletje; kladbriefje; kladje; krabbel; krabbelbriefje; noot; notitie; opschrijving; schrijfsel; zakelijke notitie
Plan laag; niveau; opzet; peil; plan; project; stand; voornemen kaart; landkaart; schets; schetstekening; tekening; toeleg
Planung opzet; plan; planning prognose
Projekt laag; niveau; peil; plan; project; stand Project; project
Skala laag; niveau; peil; plan; stand gamma; graad; gradatie; kleurenschaal; kleurenspectrum; ladder; mate; scala; schaalverdeling; spectrum; toonladder; toonschaal
Stock laag; niveau; peil; plan; stand baton; bijenkorf; dierenkolonie; etage; intensivering; staaf; staf; stang; stok; verdieping; woonlaag
Stockwerk laag; niveau; peil; plan; stand etage; intensivering; verdieping; woonlaag
Stufe laag; niveau; peil; plan; stand autoped; fase; opstap; opstapje; step; terras; traptrede; trede; tree; werkstroomfase
Vorhaben laag; niveau; opzet; peil; plan; stand; voornemen
Vorsatz laag; niveau; opzet; peil; plan; stand; voornemen dekblad; intentie; moedwil; schutblad; voornemen
- concept; opzet
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
Plan plan

Verwante woorden van "plan":

  • plannen, plans, plantje, plantjes

Synoniemen voor "plan":


Verwante definities voor "plan":

  1. voorlopig ontwerp van iets1
    • hij legde zijn plan aan de directie voor1
  2. uitgewerkte beschrijving of tekening1
    • je moet je precies aan het bouwplan houden1

Wiktionary: plan


Cross Translation:
FromToVia
plan Agenda agenda — temporally organized plan
plan Plan blueprint — any detailed plan of action
plan Entwurf blueprint — any detailed technical drawing
plan Plan plan — set of intended actions
plan Plan plan — 2-dimensional drawing from above
plan Absicht; Plan; Ziel; Zweck dessein — Intention d’exécuter quelque chose (sens général)
plan Abriß; Entwurf; Plan; Riß; Grundriß; Karte plan — À classer
plan Entwurf; Plan; Projekt; Abriß; Riß; Grundriß projetdessein, idée de ce qu’on penser réaliser, conception des moyens qu’on croire utiles pour exécuter ce qu’on médite.
plan Absicht; Plan; Äußerung; Ausspruch proposparole échanger dans la conversation.

Plan vorm van plannen:

plannen werkwoord (plan, plant, plande, planden, gepland)

  1. plannen
    planen; ausdenken; austüfteln; ausklügeln; sich ausdenken
    • planen werkwoord (plane, planst, plant, plante, plantet, geplant)
    • ausdenken werkwoord (denke aus, denkst aus, denkt aus, dachte aus, dachtet aus, ausgedacht)
    • austüfteln werkwoord (tüftele aus, tüftelst aus, tüftelt aus, tüftelte aus, tüfteltet aus, ausgetüftelt)
    • ausklügeln werkwoord (klügele aus, klügelst aus, klügelt aus, klügelte aus, klügeltet aus, ausgeklügelt)
    • sich ausdenken werkwoord (denke mich aus, denkst dich aus, denkt sich aus, dachte sich aus, dachtet euch aus, sich ausgedacht)
  2. plannen
    planen; Zeitplan festlegen

Conjugations for plannen:

o.t.t.
  1. plan
  2. plant
  3. plant
  4. plannen
  5. plannen
  6. plannen
o.v.t.
  1. plande
  2. plande
  3. plande
  4. planden
  5. planden
  6. planden
v.t.t.
  1. heb gepland
  2. hebt gepland
  3. heeft gepland
  4. hebben gepland
  5. hebben gepland
  6. hebben gepland
v.v.t.
  1. had gepland
  2. had gepland
  3. had gepland
  4. hadden gepland
  5. hadden gepland
  6. hadden gepland
o.t.t.t.
  1. zal plannen
  2. zult plannen
  3. zal plannen
  4. zullen plannen
  5. zullen plannen
  6. zullen plannen
o.v.t.t.
  1. zou plannen
  2. zou plannen
  3. zou plannen
  4. zouden plannen
  5. zouden plannen
  6. zouden plannen
en verder
  1. ben gepland
  2. bent gepland
  3. is gepland
  4. zijn gepland
  5. zijn gepland
  6. zijn gepland
diversen
  1. plan!
  2. plant!
  3. gepland
  4. plannend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor plannen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Zeitplan festlegen plannen
ausdenken plannen bedenken; beschouwen; bespiegelen; fantaseren; nadenken; overdenken; overpeinzen; peinzen; uitdenken; verdichten; verzinnen; voorwenden
ausklügeln plannen bedenken; fantaseren; ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; oplossen; uitdenken; verdichten; verzinnen; voorwenden
austüfteln plannen bedenken; fantaseren; uitdenken; verdichten; verzinnen; voorwenden
planen plannen bedenken; beramen; fantaseren; plan beramen; uitdenken; verdichten; verzinnen; voorwenden; zinnen
sich ausdenken plannen bedenken; beramen; beschouwen; bespiegelen; fantaseren; nadenken; overdenken; overpeinzen; peinzen; plan beramen; uitdenken; uitdokteren; uitkienen; uitknobbelen; verdichten; verzinnen; voorwenden; zinnen

Verwante woorden van "plannen":


Wiktionary: plannen

plannen
verb
  1. een tijdstip afspreken om iets te doen
  2. het maken van een plan

Cross Translation:
FromToVia
plannen kalkulieren calculate — (intransitive) plan
plannen planen plan — to create a plan for
plannen planen; vorhaben plan — to intend
plannen programmieren program — put together the schedule of an event
plannen ansetzen; planen slate — schedule

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van Plan